82 Plaatselijke Prijzencommissie
82
Plaatselijke Prijzencommissie
Aanwijzingen voor de gebruiker
laatste wijziging 05-02-2024
29 beschreven archiefstukken
Inventaris
In de eerste jaren na de oorlog trachtte de overheid de publieke belangstelling voor de door de regering gevoerde prijspolitiek te vergroten door de instelling van plaatselijke prijzencommissies te propageren. De minister van Binnenlandse Zaken gaf ten aanzien van dergelijke commissies de volgende richtlijnen in zijn circulaire van 27 september 1946:
1. de voorbereidende werkzaamheden inzake samenstelling van de commissies zullen in overleg met de plaatselijke Raden van overleg door de burgemeesters worden ter hand genomen. Genoemde Raden van overleg zullen zich daartoe binnenkort met de burgemeesters in verbinding stellen
2. per gemeente zal over het algemeen één commissie worden ingesteld; in de grote steden kan hiervan worden afgeweken
3. elke commissie zal bestaan uit ongeveer vijf leden, waaronder twee vertegenwoordigers van de vakbeweging, één van de huisvrouwenorganisaties en één van de middenstand, terwijl als vijfde lid de burgemeester een hem geschikt lijkend persoon kan aanwijzen, waarbij bijvoorbeeld gedacht wordt aan een bestuurslid van een coöperatieve verbruiksvereniging of een onderwijzer
4. de commissies zullen door de burgemeester worden geïnstalleerd in een daartoe door hem omstreeks 15 oktober a.s. te beleggen vergadering
5. aan de leden van de commissies wordt een door de burgemeester getekende legitimatiekaart verstrekt
6. in gemeenten waar reeds door andere initiatiefnemers tot het instellen van een plaatselijke prijzencommissie is overgegaan, neme de burgemeester hiermede contact op ten einde na te gaan of het gewenst en mogelijk is deze commissie te reorganiseren. Het is dus niet de bedoeling naast een reeds bestaande commissie een nieuwe in te stellen.
Op 11 december 1946 installeerde de burgemeester de Plaatselijke prijzencommissie van Dordrecht. De commissie bestond uit J. Klaassen, voorzitter (Dordrechtse bestuurdersbond), W.C. Mijnsbergen (Christelijke bestuurdersbond), J. Boers (Coöpera- tieve verbruiksverenigingen), G.W.J. van Ooijen (Middenstandsfederatie Dordrecht), C.A.H. Traarbach-Burghout (Vrouwenverenigingen) en in januari 1947 trad H.J. van Luenen (Rooms-katholieke arbeidersbeweging) als secretaris tot de commissie toe. J. Klaassen zag zich wegens drukke werkzaamheden genoodzaakt in december 1947 uit de commissie te treden. Tot opvolger werd benoemd F. de Vries, die ook met het voorzitterschap werd belast. G.W.J. van Ooijen en W.C. Mijnsbergen werden op hun verzoek in februari en augustus 1948 vervangen door respectievelijk G.J. Velthuis en H.H. van Rijswijk.
Hoewel de commissie door de burgemeester was geïnstalleerd, was zij toch niet van de gemeentelijke overheid afhankelijk, doch geheel onafhankelijk. De commissie kon zelfstandig werken in het belang van de burgerij en droeg geen ambtelijk karakter. De commissie had tot taak: a. de consument voor te lichten inzake de doelstelling van de prijspolitiek en inzake de werkwijze van de met de doorvoering hiervan belaste organen en b. het behandelen van klachten betreffende veronderstelde prijsovertredingen van de consument. De Prijzencommissie hield elke tweede en vierde dinsdagavond van de maand zitting in het kantoor van de Dordrechtse bestuurdersbond aan de Toulonselaan. Daar kon men zijn klachten indienen. In de loop van de jaren heeft de commissie in tal van zaken bemiddeling verleend. Ook de preventieve werking, die van de Prijzencommissie uitging, moet niet worden onderschat. De Prijzencommissie genoot jaarlijks een financiële bijdrage van het Rijk. Door de gewijzigde economische toestanden waren de verrichtingen van de Prijzencommissie geleidelijk aan in een enigszins ander vlak komen te liggen en was het belang voor de te voeren prijspolitiek verloren gegaan. Daarom beëindigde de minister van Economische Zaken met ingang van 1 januari 1954 de bestaande bijdrageregeling. Gedurende twee jaar kon de Dordtse commissie haar werkzaamheden nog voortzetten, omdat zij een bijdrage uit de gemeentekas ontving. In de loop van 1955 waren de werkzaamheden van de commissie zodanig verminderd, dat een langer voortbestaan niet meer verantwoord was. Op eigen verzoek werd de Plaatselijke prijzencommissie per 31 december 1955 door het College van burgemeester en wethouders ontbonden.
25 Voorschriften betreffende de prijzen
82 Plaatselijke Prijzencommissie
Inventaris
25
Voorschriften betreffende de prijzen
Datering:
1950
Omvang:
1 deel
laatste wijziging 23-05-2005
laatste wijziging 05-02-2024
29 beschreven archiefstukken
Kenmerken
Datering:
1946 - 1956
Auteur:
A.J. Busch (1967)
Omvang:
0,25 meter
Licentie:
Titel inventaris:
Plaatselijke Prijzencommissie
Categorie:
laatste wijziging 05-02-2024
29 beschreven archiefstukken