De betrokkenheid van de stad ging verder dan de rijke elite; diverse sociaaleconomische lagen profiteerden van dit koloniale systeem. De verwerking van koloniale producten zoals suiker zorgde voor werkgelegenheid en inkomens. Naast de verwerking profiteerden mensen ook van de verkoop van deze producten, zoals winkeliers en eigenaren van koffie- en theehuizen. Betrokkenheid was er ook bij het stadsbestuur, de kerken en scheepswerven. Koloniale sporen zijn nog terug te vinden in de gehele stad. Niet alleen in de stad, maar ook in dit archief. Daarom is deze themapagina ontwikkeld in samenwerking met Koloniaal Verleden Dordrecht om gegevens in de archieven over dit verleden toegankelijker te maken.

Het Zuid-Afrikaans Museum

In 1902 wordt het Zuid-Afrikaans Museum geopend in het voormalige geneeskundig 'krankzinnigengesticht' aan de Museumstraat. Een vleugel in dit pand wordt in bruikleen gegeven door de gemeente Dordrecht, waar diverse zalen werden ingericht. In de museumtuin wordt een Boerenwoning nagebouwd. Het museum is een verheerlijking van Transvaal (ook wel de Zuid-Afrikaansche Republiek) en de Oranje Vrijstaat. Dit waren gekoloniseerde gebieden door de Boeren in Zuid-Afrika. Boeren zijn Nederlandstalige afstammelingen van witte kolonisten uit de Kaapkolonie. Zij hadden een racistische beeldvorming en voelden zich superieur tegenover zwarte mensen en personen van kleur.

Zwartwit foto van een straat met daarin het Zuid-Afrikaans Museum. Er lopen mensen op straat.

Het Zuid-Afrikaans Museum aan de toenmalige Lindengracht

1903

De collectie in het museum is opgekocht door Hidde Nijland (een voorvechter van de Boerenrepublieken) en afkomstig van het Zuid-Afrikaanse paviljoen op de Wereldtentoonstelling van Parijs in 1900. Nadat de oorlog tussen de Boeren en Engelsen op 31 mei 1902 is geëindigd, weigert hij ondanks de eerder gemaakte afspraken de collectie terug te geven aan de Boeren om zelf een museum te stichten. De collectie wordt in 1921 na een langdurige rechtszaak teruggebracht naar Zuid-Afrika.

Hidde Nijland organiseert ook een bezoek van diverse Boerengeneraals aan Dordrecht. Zij worden welkom geheten in het Stadhuis en de Grote Kerk. Het bezoek en het beschikbaar stellen van de ruimte zeggen iets over de beeldvorming en het standpunt van het gemeentebestuur in die tijd. Uiteindelijk wordt er gezamenlijk gegeten door de Boerengeneraals en Hidde Nijland in zijn huis aan de Prinsenstraat.

Grote groep mannen en enkele vrouwen aan een rijk gedekte tafel.

G. Stoof

Boerengeneraals dineren bij Hidde Nijland thuis aan de Prinsenstraat

1902

Frans Lebret en de Wereldtentoonstelling in Amsterdam

Dit is een diploma van de gouden medaille uitgereikt aan de Dordtse kunstschilder Frans Lebret tijdens de Internationale Koloniale en Uitvoerhandel Tentoonstelling of Wereldtentoonstelling te Amsterdam voor 26 tekeningen uit de afdeling Koloniën, groep 1, klasse 3. In 1863 reist Frans Lebret naar zijn broer Gerrit op Java. Tijdens zijn verblijf maakt hij onder andere een aquarel van het landgoed Kedawung op Oost-Java. Dit landgoed heeft Gerrit Lebret in 1847 gekocht en hij is in de 19de eeuw een van de belangrijkste en rijkste suikerplanters in Nederlands-Indië.

Rijkelijk versierd diploma voor Frans Lebret. Er staan romeinse figuren op.

Diploma voor Frans Lebret

1883

De wereldtentoonstelling wordt in 1883 georganiseerd op het Museumplein in Amsterdam en gaat over de koloniën. Een onderdeel van de tentoonstelling is het Nederlandse koloniale paviljoen. De Dordtse Pieter Veth is verantwoordelijk voor de invulling van dit paviljoen. Op deze wereldtentoonstelling worden 38 mensen uit het voormaling Nederlands-Indië en 28 mensen uit Suriname achter hekken tentoongesteld. Zij worden gedwongen vervoerd naar Amsterdam en moeten in een totaal onbekende omgeving leven als amusement en bezienswaardigheid voor witte mensen. Dit heeft veel impact op deze mensen, omdat zij als een object worden tentoongesteld en van hun menszijn ontnomen. Wereldtentoonstellingen speelden dus een belangrijke rol in het versterken en promoten van ongelijke machtsverhoudingen en het kolonialisme.

Getekend portret van jongeman Gerrit Lebret in kostuum.

Frans Lebret

Portret van Gerrit Lebret

1842

Winkels in koloniale waren

Op deze prent is de inrichting van de winkel in koloniale waren van de heer Linders te zien. Er wordt vaak gedacht aan de directe betrokkenheid van een rijke elite, maar diverse sociaaleconomische lagen profiteerden van het koloniale systeem. De verwerking van koloniale producten, zoals suiker, koffie en tabak zorgt voor werkgelegenheid en inkomens. Naast de verwerking profiteren mensen, zoals de eigenaren van winkels die koloniale waren verkopen en eigenaren van thee- en koffiehuizen, ook van de verkoop van deze producten.

et interieur van de winkel. Een dame met werkschort staat achter de toonbank. Achter haar staat de hele wand vol met koopwaar.

L. Ten Bosch

Het interieur van de winkel van koloniale waren van Linders op de hoek van de Voorstraat en de Ruitenstraat.

1949

De sporen van het koloniaal verleden zijn terug te vinden in verschillende namen, beelden en uithangborden van winkels in koloniale waren. Voorbeelden zijn de tabakswinkels De drie slaven en In de drie indianen op de Voorstraat. In deze namen is koloniaal taalgebruik te zien. Zo is het woord ‘indiaan’ een opgelegde naam om de oorspronkelijke inwoners van Noord-Amerika te beschrijven. Het is ook een verwijzing naar een verkeerd land (India). Voor het woord ‘slaaf’ wordt tegenwoordig het woord ‘tot slaafgemaakte mensen gebruikt. Mensen zijn namelijk van nature geen ‘slaaf’ en ‘slaaf’ zijn is geen eigen keuze. Dit wordt met geweld en dwang opgelegd.

Reclameafbeelding voor de tabakswinkel 'In de drie Indianen' van Cornelis van den Broek

Reclameafbeelding voor de tabakswinkel

1885

Suikerbrood

Koloniale sporen zijn ook terug te vinden in de gevels van panden, zoals deze gevelsteen van een suikerbrood. Deze gevelsteen hing oorspronkelijk boven de deur van een suikerraffinaderij tussen de Hoge Nieuwstraat en de Binnen Walevest. In 1733 wordt deze raffinaderij opgericht door Johannes Balthus, Coenraad Morks en Abraham Selis. Bij de wijziging van de gevel is de gevelsteen verwijderd.

Sluitsteen met een grafische afbeelding van een suikerbrood.

Johannes Rutten

Sluitsteen boven de deur van een pakhuis, een voormalige suikerraffinaderij aan de Binnen Walevest

1868

Vandaag de dag is er nog wel een suikerbrood te zien in de gevel van het West-Indische Huis aan de Wijnstraat. Het West-Indische Huis is een tastbaar spoor van de betrokkenheid van Dordrecht in de West-Indische Compagnie (WIC). In 1621 wordt de WIC opgericht, bestaande uit vijf kamers verdeeld over diverse steden. Ze krijgt van de Staten-Generaal het monopolie op de handel in het Atlantische gebied, waaronder ook de mensenhandel. Dordrecht is onderdeel van de Kamer van de Maze, samen met Delft en Rotterdam. In het West-Indische Huis komen de bewindhebbers van de WIC samen en er worden belangrijke besluiten genomen over de koloniale handel en mensenlevens. Ook was hier de eerste suikerraffinaderij in Dordrecht gevestigd met de naam De Ossekop.

Statig huis

Het West-Indisch Huis ofwel Huis De Ossekop

1925

Zilverkoorts

Dordtenaren krijgen in het midden van de 17de eeuw de ‘zilverkoorts’ en raken betrokken bij een reis naar oude zilvermijnen in Brazilië. Een van deze Dordtenaren is Jacob Trip de Jonge die het Dordts Patriciërshuis laat bouwen aan de Wolwevershaven (nummer 9). Hij komt via zijn connecties bij de West-Indische Compagnie (WIC) in contact met de in Nederlands-Brazilië wonende Matthijs Beck die op zoek is naar een investeerder die wil participeren in de exploitatie van Braziliaanse zilvermijnen. Jacob Trip zorgt voor de huur en bevoorrading van het schip Schoonenburgh met handelsgoederen die in Brazilië kunnen worden verkocht of geruild voor andere benodigdheden en tot slaafgemaakte mensen. Op 27 april 1658 komt de Nederlandse bemanning aan in Paraíba waar zestien tot slaafgemaakte mensen worden gekocht, zowel mannen als vrouwen, jong en oud. Cornelis Hellincx uit Dordrecht krijgt als opzichter de taak om toezicht op hen te houden. Op 9 mei komen ze in Ceará aan, waar ze door Matthijs Beck worden ontvangen.

Rijkelijk gedecoreerde kamer met een tafel en stoelen en theepot. Er hangt een kroonluchter.

Wim van den Berg

Interieur van het Patriciërshuis

1980

In deze akte is te lezen hoe Matthijs Beck twee paarden levert aan de bemanning van het schip Schoonenburgh in ruil voor twee tot slaafgemaakte mensen. Dit is een voorbeeld hoe ze worden gedegradeerd tot handelswaar en ontmenselijkt:
Verclaerende vorders deposant dat op het arrivement in Siara voornoemt den voornoem-de requirant mede van noode hadt seecker bevordering van het voorgenomen werck twee peerden, die hij alsdoen gecocht heeft van sr. Mattheus Becx waervoor den requirant belooft hadde voer sijn onthout voor ijder peert een neger te geven te weten vande eerste negros die den requirant van’t Reciffe soude becomen ende daerenboven dat de voornoemde requirant heeft doen maecken tot het voornoemde werck een carre.

Deze akte is afkomstig uit de notariële archieven van Dordrecht. Het uitgebreide artikel is terug te lezen in het tijdschrift Dordrecht Monumenteel.

Een geschreven document.

Akte waarin Matthijs Beck twee paarden levert in ruil voor twee tot slaafgemaakte mensen

1658

De scheepswerf van Jan Schouten

Jan Schouten is een Dordtse scheepsreder en een van de oprichters van de Maatschappij der Dordrechtsche Scheepsrederij, ook wel de Eerste Oost-Indische Rederij genaamd. De rederij is actief in de koloniale handel op onder andere Nederlands-Indië. Op de scheepswerf van zijn vader worden diverse schepen gebouwd die gebruikt worden voor de koloniale handel. Zo wordt het schip De dankbaarheid gebruikt voor een reis naar Batavia om met een lading koffie en suiker terug te keren naar Nederland en het schip De harmonie voor de suikerhandel tussen Suriname en Amsterdam.

Getekend portret van Jan Schouten in nette kleding.

C.W. Mieling

Portret van Jan Schouten

1853

Zijn vader, Jan Schouten, is indirect betrokken bij de mensenhandel. Zo wordt het schip met de naam Africa en later Nooit Gedagt gerepareerd op zijn werf. In 1773 worden 157 tot slaafgemaakte mensen via de kust van Guinee gedwongen vervoerd naar Suriname op dit schip. Dat blijkt uit een akte uit 1771 opgesteld door de Dordtse notaris Anthonie Bax:
Alsmede dat hij dat schip door deszelfs knegten behoorlik heeft gerepareert, hegt en sterk getimmert een nieuwe spijkerhuit daar om geleit en voorts in zodanigen staat gebragt, als vereischt wert, tot ’t varen ten slavenhandel naar de kust van Africa. De drie laatste getuigen verklaren, dat zij die werkzaamheden aan 't schip 'Nooit gedagt' mede onder toezicht van hun baas hebben verricht en alzo als door hem verklaart, hebben in staat gebracht om te varen naar de kust van Afrika. Invoege dat het schip in de maand januari 1771 hecht, dicht en in behoorlijke staat is gebracht om een dergelijke reis te ondernemen. Hetgeen zij desgevraagd onder ede willen bevestigen. Was getekend, Jan Schouten, Jan Ponsen, Hermanus van der Kaa en Arie Knotsert.

Deze akte is afkomstig uit de notariële archieven van Dordrecht, inventarisnummer 1062.

Een zwartwit foto van een scheepstimmerwerf waar hard gewerkt wordt. Twee mannen in een bootje op de voorgrond.

De scheepswerf van Jan Schouten aan de Kalkhaven

1850

Portret van de familie Vriesendorp uit 1843

De familie Vriesendorp is op diverse manieren verbonden met het koloniale verleden van Dordrecht. Jacob Staats Johannes Vriesendorp is actief in de suikerraffinage. In de periode van 1815-1816 heeft hij een aandeel in de suikerraffinaderij De suikermolen aan de Nieuwe Haven. Hij is medeoprichter en directeur van de Maatschappij der Dordrechtsche Scheepsrederij. Deze rederij is actief in de koloniale handel op onder andere Nederlands-Indië. Zijn dochter Cornelia Vriesendorp is ook op het portret te zien. Zij woonde in het Huis Van Gijn samen met Simon van Gijn.

Portret van de familie Vriesendorp

Portret van de familie Vriesendorp

1843

De familie Vriesendorp heeft diverse huizen gehad in Dordrecht. waaronder het huis De meerminnen aan de Wolwevershaven en een groot herenhuis aan de Hoge Nieuwstraat. De totale bouwsom van dit laatste huis kwam uit op 39.000 gulden. In de periode 1790-1799 lag de verkoopprijs van een ‘gemiddeld’ huis in dit deel van het havengebied op ongeveer 2.000 gulden. Dit is een voorbeeld van hoe vermogend de familie was. Er is informatie te vinden over deze familie in diverse archieven. In de Collectie van bescheiden met betrekking tot de familie Vriesendorp (archiefblok 294) is onder het kopje Bedrijfsarchieven bijvoorbeeld het archief van de Maatschappij van Negotie in Koloniale Waren, Firma Vriesendorp & Kist te vinden.

Het huis De meerminnen aan de Wolwevershaven

W. Meijers

Het huis De meerminnen aan de Wolwevershaven

1940

Frans Greenwood

Aan de bovenloop van Commewijnerivier in Suriname bevond zich een suikerplantage met de naam Blakkreek. Het is een plantage die een kleine vijftig jaar in bezit is geweest van de Rotterdams-Dordtse familie Greenwood. De plantage ligt geïsoleerd en is daarmee kwetsbaar voor aanvallen van de Marrons. Zij zijn vrijheidsstrijders, ontsnapt aan de slavernij die zich verzetten tegen het systeem van slavernij en een nieuw bestaan opbouwen in gebieden die moeilijk bereikbaar zijn, zoals het regenwoud. Een voorbeeld is Boni, geboren in 1730, die een gewapende strijd (de Boni-oorlogen) voert tegen het koloniale bewind in de 18de eeuw. In 1731 erft Frans Greenwood junior deze plantage.

Portret van Frans Greenwood

Aert Schouman

Portret van Frans Greenwood

1750

Frans junior is rond zijn twintigste jaar in Suriname, waar hij de leiding van de familieplantage op zich heeft genomen. Dit blijkt uit bestellingen uit de jaren 1700 en 1702 van totaal twaalf tot slaafgemaakte mensen, die zijn vader vanuit Rotterdam plaatst bij mensenhandelaar Jean Baptist van Malsem in Paramaribo. De tot slaafgemaakte mensen moeten in Suriname worden afgeleverd bij zijn zoon Frans junior of diens zaakwaarnemer ter plaatse. De bestellingen worden vastgelegd in contracten met de West-Indische Compagnie (WIC) bij notaris Stephanus Pelgrom in Amsterdam. In deze contracten met de bewindhebbers van de WIC staat informatie over de afkomst, leeftijden, de fysieke gesteldheid en gender van de tot slaafgemaakte mensen. Dit zegt iets over de omvang van deze mensenhandel, maar ook over hoe tot slaafgemaakte mensen worden gedegradeerd tot producten en kapitaal.

Details uit een contract uit 1702 tussen de WIC en twaalf in Suriname gevestigde handelaren in tot slaafgemaakte mensen, waar de familie Greenwood bij is betrokken (GA Amsterdam 5075.4774.62648 / 5075.4775.55832 / 5075.8519.509679).

Contract inzake in Suriname slaafgemaakte mensen

Contract inzake in Suriname slaafgemaakte mensen

1702

De rol van het stadsbestuur

Het stadsbestuur is op diverse manieren verbonden met het koloniale verleden van Dordrecht. Daarom kunnen de archieven van het stadsbestuur informatie leveren over het koloniale en slavernijverleden van de stad. Er worden gunstige voorwaarden gecreëerd door het stadsbestuur voor suikerraffinadeurs en de handel in andere koloniale waren. In de raadsvergadering van 7 november 1801 wordt een verzoek van suikerraffinadeur Pieter Diederich Backer voor vrijdom van impost (belasting) goedgekeurd. Hij pleit ervoor dat de suikerraffinaderij wordt uitgebreid en dat het een aanmerkelijk voordeel voor Dordrecht is.

Het Stadhuis van Dordrecht

P.C. Lafargue

Het Stadhuis van Dordrecht

1770

Bestuurlijke functies in het stadsbestuur gaan regelmatig gepaard met functies binnen de West-Indische Compagnie (WIC) en de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). Zo heeft Simon van Halewijn diverse bestuurlijke functies gehad zoals schepen, burgemeester en afgevaardigde van Dordrecht voor de Staten van Holland (hoogste bestuursorgaan van het gewest Holland en West-Friesland). Naast zijn rol in het stadsbestuur is Van Halewijn bewindhebber bij de WIC. In Suriname bouwt hij een nieuw bestaan op en heeft meerdere plantages in zijn bezit. Dit waren de plantages Beaumont, Peperpot, Mopentibo, Puttenzorg en ’t Eyland.

Portret van Simon van Halewijn

Portret van Simon van Halewijn

1690

De familie De Witt

Johan de Witt komt uit een rijke Dordtse familie van regenten met belangrijke functies in het stadsbestuur. Zo is zijn grootvader aandeelhouder van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) in Zeeland en zijn vader Jacob de Witt burgemeester van Dordrecht en bewindhebber bij de West-Indische Compagnie (WIC).

Portret van Jacob de Witt

Nicolaes Maes

Portret van Jacob de Witt

1657

Als raadpensionaris van het gewest Holland is Johan de Witt betrokken bij het kolonialisme. Een voorbeeld hiervan is het sluiten van het Verdrag van Breda op 31 juli 1667 in het kasteel van Breda. Dit verdrag zorgt ervoor dat Nieuw-Amsterdam (huidige New York) een Engelse kolonie wordt. Suriname, Run (Molukken) en diverse delen aan de Afrikaanse westkust worden kolonies van de Republiek. Bij het sluiten van dit verdrag staan de belangen van de kolonisatoren centraal. De dochter van Johan de Witt, Agneta de Witt, is getrouwd met Simon van Halewijn. Hij was bewindhebber bij de WIC en eigenaar van diverse plantages in Suriname. Meer weten lees dan het artikel familienetwerk De Witt in het tijdschrift Dordrecht Monumenteel.

Portret van Johan de Witt

L. Visscher

Portret van Johan de Witt

1670

De goudleerkamer in Huis Van Gijn

Een ander voorbeeld van zichtbare rijkdom dat vergaard is door de handel in de koloniën, betreft de goudleerkamer in Huis Van Gijn. Goudleer zijn vellen aan elkaar genaaid kalfsleer met een zilverlaag. De vellen worden met gele vernis en bonte verfkleuren afgewerkt. De vernis maakt dat het zilver goudkleurig wordt, vandaar de naam goudleer.

Deze kamer is pas sinds 2001 in Huis Van Gijn aanwezig en hoort daar dus niet oorspronkelijk. Zo is de goudleerkamer door de eeuwen heen in diverse andere panden ingebouwd geweest. Het eerste pand betreft een woon-en winkelpand op de Voorstraat 282. Het pand is genaamd De Rozijnkorf. Deze wordt dan bewoond door Pieter Adriaanszoon van der Werff (1656-1710). In zijn opdracht wordt het kostbare goudleerbehang voor het inrichten van een pronkkamer aangeschaft. De inkomsten om dit te kunnen bekostigen, verkrijgt hij door het houden van een drogisterij, het verwerken van ruwe suiker en de handel in koloniale waren. Vanaf 1700 houdt de familie Van der Werff ook generaties lang diverse plantages in Suriname.

In 1890 wordt de goudleerkamer uitgebroken uit De Rozijnkorf en wordt verkocht aan de handelaar Hidde Nijland, die deze vervolgens laat inbouwen in zijn huis aan de Prinsenstraat 36. In 1921 wordt de kamer opnieuw verkocht en wel aan de Rotterdamse reder Van Ommeren die de kamer op zijn beurt onderbrengt in het nieuwe Wassenaarse landgoed Rust & Vreugd (1923). In 1989 wordt de inmiddels verloren gewaande goudleerkamer herontdekt en krijgt deze vervolgens een plek in Huis Van Gijn.

Drogisterij De Rozijnkorf op de Voorstraat

Drogisterij De Rozijnkorf op de Voorstraat

1935

Plantage Dordrecht in Suriname

De eerder genoemde familie Van der Werff is een familie van plantage-eigenaren met Dordtse banden. Zo sticht de in Dordrecht geboren Pieter van der Werff senior (1656-1710) er rond 1700 de suikerplantage Dordrecht. Deze aan de Surinamerivier gelegen plantage is vier generaties in het bezit van de familie Van der Werff en aangetrouwde familie. Na de dood van Pieter van de Werff senior erft achtereenvolgens zijn zoon en later kleinzoon, allen met de naam Pieter, deze plantage. De familie is inmiddels ook in het bezit gekomen van de suikerplantage Nieuw Accaribo en de koffieplantage Killenstein.

In 1763 overlijdt Pieter III waarop zijn echtgenote Elisabeth Diderica Baldina de Graaff de plantage erft. Elisabeth hertrouwt met de schatrijke officier Godfried Schilling en zij gaan na hun huwelijk in het grootste huis in Paramaribo, aan de Gravenstraat, wonen. Vijf jaar na Pieter overlijdt ook Elisabeth en de plantage komt zodoende in handen van haar minderjarige zoon Jacob van der Werff en haar tweede echtgenoot Godfried Schilling. De plantage wordt al snel doorverkocht waarop zij naar Nederland vertrekken. In de jaren die volgen kent Plantage Dordrecht diverse andere eigenaren. Plantage Dordrecht is overigens niet altijd een suikkerrietplantage gebleven. Met de toenemende vraag naar koffie wordt er in de achttiende eeuw ook koffie, cacao en bananen geteeld. Halverwege de achttiende eeuw wordt de plantage, die inmiddels 127 tot slaaf gemaakten bezit, op de waarde van het enorme bedrag van 180.000 gulden getaxeerd. Ook na de afschaffing van de slavernij (in 1863) tot zeker het begin van de twintigste eeuw blijft de plantage actief. In die periode wordt deze bebouwd door Hindoestaanse, Javaanse en Hindoestaanse contractarbeiders.

Foto van de koffie- en katoenplantage Johanna Catharina aan de Saramaccarivier in Suriname

Koffie- en katoenplantage Johanna Catharina aan de Saramaccarivier in Suriname

Pakhuis Stokholm

Dordrecht was de derde suikerstad van Nederland. In de zeventiende eeuw zijn er veel suikerraffinaderijen gevestigd. Het houden van suikerraffinaderijen wordt door het stadsbestuur van Dordrecht aangemoedigd. Een van die suikerraffinaderijen is het zeven verdiepingen hoog tellende pakhuis Stokholm, gelegen aan de Wolwevershaven 30. De in Stockholm geboren Johan Anthonius de Bruijn is de oprichter van deze raffinaderij.

Het pand zelf is dan al eerder in gebruik. Tot 1649 is het een pakhuis en kuiperij en daarna wordt het bewoond door particulieren totdat Johan Anthonius de Bruijn het in 1730 koopt en laat afbreken. Hij laat op die plek een geheel nieuw pakhuis bouwen. In 1737 gaan de zaken niet goed en wordt het wederom verkocht aan diverse eigenaren. Ergens voor 1766, heeft pakhuis Stokholm geen functie meer als suikerraffinaderij.
De beschikbaarheid aan ruwe suiker maakt het namelijk mogelijk dat er in Nederland veel suikerraffinaderijen opgericht kunnen worden. Deze suiker is afkomstig van de vele suikerrietplantages in onder andere Suriname, Brazilië en Curaçao. De suikerrietplantages rijzen als paddenstoelen uit de grond. Vanaf 1700 zijn er alleen al in Suriname tweehonderd suikerplantages actief. Deze plantages worden bewerkt door tot slaaf gemaakte mensen die onder loodzware en gevaarlijke omstandigheden moeten werken.

Pakhuis Stokholm aan de Wolwevershaven

Pakhuis Stokholm aan de Wolwevershaven

François Valentijn

Ondanks dat Dordrecht geen eigen kamer had binnen de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC), konden Dordtenaren wel op allerlei andere manieren hierbij betrokken zijn. Bijvoorbeeld door in dienst te zijn bij de VOC zoals de bekende Dordtse predikant François Valentijn, die jarenlang in Oost-Indië verbleef. François Valentijn is op 17 april 1666 in Dordrecht geboren. Hij treedt op 19-jarige leeftijd in dienst van de VOC. Hij is vooral bekend geworden door zijn 5.000 bladzijden tellende publicatie uit 1722 en 1726 'Oud en Nieuw Oostindien', dat lange tijd als standaardwerk gold voor de gebieden waar de VOC gevestigd was.

In 1685 vaart hij af naar Ambon waar hij, naast prediken, zich ook met het vertalen van de Bijbel in het Maleis bezig houdt. Op 12 oktober 1692 trouwt François in Ambon met Cornelia Snaats (1660-1717). Door verschil van inzicht met collega predikanten en door allerlei andere verwikkelingen, vertrekt hij in 1694 weer richting Nederland. Echter, van 1705 tot 1714 keert hij weer terug naar Maleisië waar hij wederom in een conflict, ditmaal met het koloniaal bestuur, verzeilt raakt. Daarop besluit hij zich definitief in Dordrecht, en wel aan de Wolwevershaven 14, te vestigen. Zijn vrouw overlijdt daar twee jaar later. De jaren voor zijn dood (op 6 augustus 1727) brengt hij door met het schrijven van zijn eerder genoemde standaardwerk. Dit standaardwerk dient nog lang als handboek voor in Nederlands-Indië te werk gestelde ambtenaren en koloniale bestuurders.

Borstbeeld van François Valentijn in ambtsgewaad op 58-jarige leeftijd

J. Houbraken

Borstbeeld van François Valentijn in ambtsgewaad op 58-jarige leeftijd

1714

Deze website maakt gebruik van cookies en daarmee vergelijkbare technieken om een optimale gebruikerservaring te bieden. Je kunt je voorkeuren aanpassen.

Deze cookies zorgen ervoor dat de website naar behoren werkt. Deze cookies kunnen niet uitgezet worden.
Deze cookies zorgen ervoor dat we het gebruik van de website kunnen meten en verbeteringen door kunnen voeren.
Deze cookies kunnen geplaatst worden door derde partijen, zoals YouTube of Vimeo.
Deze cookie stellen onze advertentiepartners in staat om doelgerichter informatie te kunnen aanbieden.

Door categorieën uit te zetten, kan het voorkomen dat gerelateerde functionaliteiten binnen de website niet langer correct werken. Het is altijd mogelijk om op een later moment de voorkeuren aan te passen.