De betrokkenheid van de stad ging verder dan de rijke elite; diverse sociaaleconomische lagen profiteerden van dit koloniale systeem. De verwerking van koloniale producten zoals suiker zorgde voor werkgelegenheid en inkomens. Naast de verwerking profiteerden mensen ook van de verkoop van deze producten, zoals winkeliers en eigenaren van koffie- en theehuizen. Betrokkenheid was er ook bij het stadsbestuur, de kerken en scheepswerven. Koloniale sporen zijn nog terug te vinden in de gehele stad. Niet alleen in de stad, maar ook in dit archief. Daarom is deze themapagina ontwikkeld in samenwerking met Koloniaal Verleden Dordrecht om gegevens in de archieven over dit verleden toegankelijker te maken.

Het Zuid-Afrikaans Museum

In 1902 wordt het Zuid-Afrikaans Museum geopend in het voormalige geneeskundig 'krankzinnigengesticht' aan de Museumstraat. Een vleugel in dit pand wordt in bruikleen gegeven door de gemeente Dordrecht, waar diverse zalen werden ingericht. In de museumtuin wordt een Boerenwoning nagebouwd. Het museum is een verheerlijking van Transvaal (ook wel de Zuid-Afrikaansche Republiek) en de Oranje Vrijstaat. Dit waren gekoloniseerde gebieden door de Boeren in Zuid-Afrika. Boeren zijn Nederlandstalige afstammelingen van witte kolonisten uit de Kaapkolonie. Zij hadden een racistische beeldvorming en voelden zich superieur tegenover zwarte mensen en personen van kleur.

Zwartwit foto van een straat met daarin het Zuid-Afrikaans Museum. Er lopen mensen op straat.
Het Zuid-Afrikaans Museum aan de toenmalige Lindengracht
1903

De collectie in het museum is opgekocht door Hidde Nijland (een voorvechter van de Boerenrepublieken) en afkomstig van het Zuid-Afrikaanse paviljoen op de Wereldtentoonstelling van Parijs in 1900. Nadat de oorlog tussen de Boeren en Engelsen op 31 mei 1902 is geëindigd, weigert hij ondanks de eerder gemaakte afspraken de collectie terug te geven aan de Boeren om zelf een museum te stichten. De collectie wordt in 1921 na een langdurige rechtszaak teruggebracht naar Zuid-Afrika.

Hidde Nijland organiseert ook een bezoek van diverse Boerengeneraals aan Dordrecht. Zij worden welkom geheten in het Stadhuis en de Grote Kerk. Het bezoek en het beschikbaar stellen van de ruimte zeggen iets over de beeldvorming en het standpunt van het gemeentebestuur in die tijd. Uiteindelijk wordt er gezamenlijk gegeten door de Boerengeneraals en Hidde Nijland in zijn huis aan de Prinsenstraat.

Grote groep mannen en enkele vrouwen aan een rijk gedekte tafel.
G. Stoof
Boerengeneraals dineren bij Hidde Nijland thuis aan de Prinsenstraat
1902

Frans Lebret en de Wereldtentoonstelling in Amsterdam

Dit is een diploma van de gouden medaille uitgereikt aan de Dordtse kunstschilder Frans Lebret tijdens de Internationale Koloniale en Uitvoerhandel Tentoonstelling of Wereldtentoonstelling te Amsterdam voor 26 tekeningen uit de afdeling Koloniën, groep 1, klasse 3. In 1863 reist Frans Lebret naar zijn broer Gerrit op Java. Tijdens zijn verblijf maakt hij onder andere een aquarel van het landgoed Kedawung op Oost-Java. Dit landgoed heeft Gerrit Lebret in 1847 gekocht en hij is in de 19de eeuw een van de belangrijkste en rijkste suikerplanters in Nederlands-Indië.

Rijkelijk versierd diploma voor Frans Lebret. Er staan romeinse figuren op.
Diploma voor Frans Lebret
1883

De wereldtentoonstelling wordt in 1883 georganiseerd op het Museumplein in Amsterdam en gaat over de koloniën. Een onderdeel van de tentoonstelling is het Nederlandse koloniale paviljoen. De Dordtse Pieter Veth is verantwoordelijk voor de invulling van dit paviljoen. Op deze wereldtentoonstelling worden 38 mensen uit het voormaling Nederlands-Indië en 28 mensen uit Suriname achter hekken tentoongesteld. Zij worden gedwongen vervoerd naar Amsterdam en moeten in een totaal onbekende omgeving leven als amusement en bezienswaardigheid voor witte mensen. Dit heeft veel impact op deze mensen, omdat zij als een object worden tentoongesteld en van hun menszijn ontnomen. Wereldtentoonstellingen speelden dus een belangrijke rol in het versterken en promoten van ongelijke machtsverhoudingen en het kolonialisme.

Getekend portret van jongeman Gerrit Lebret in kostuum.
Frans Lebret
Portret van Gerrit Lebret
1842

Winkels in koloniale waren

Op deze prent is de inrichting van de winkel in koloniale waren van de heer Linders te zien. Er wordt vaak gedacht aan de directe betrokkenheid van een rijke elite, maar diverse sociaaleconomische lagen profiteerden van het koloniale systeem. De verwerking van koloniale producten, zoals suiker, koffie en tabak zorgt voor werkgelegenheid en inkomens. Naast de verwerking profiteren mensen, zoals de eigenaren van winkels die koloniale waren verkopen en eigenaren van thee- en koffiehuizen, ook van de verkoop van deze producten.

De sporen van het koloniaal verleden zijn terug te vinden in verschillende namen, beelden en uithangborden van winkels in koloniale waren. Voorbeelden zijn de tabakswinkels De drie slaven en In de drie indianen op de Voorstraat. In deze namen is koloniaal taalgebruik te zien. Zo is het woord ‘indiaan’ een opgelegde naam om de oorspronkelijke inwoners van Noord-Amerika te beschrijven. Het is ook een verwijzing naar een verkeerd land (India). Voor het woord ‘slaaf’ wordt tegenwoordig het woord ‘tot slaafgemaakte mensen gebruikt. Mensen zijn namelijk van nature geen ‘slaaf’ en ‘slaaf’ zijn is geen eigen keuze. Dit wordt met geweld en dwang opgelegd.

Reclameafbeelding voor de tabakswinkel 'In de drie Indianen' van Cornelis van den Broek
Reclameafbeelding voor de tabakswinkel
1885

Suikerbrood

Koloniale sporen zijn ook terug te vinden in de gevels van panden, zoals deze gevelsteen van een suikerbrood. Deze gevelsteen hing oorspronkelijk boven de deur van een suikerraffinaderij tussen de Hoge Nieuwstraat en de Binnen Walevest. In 1733 wordt deze raffinaderij opgericht door Johannes Balthus, Coenraad Morks en Abraham Selis. Bij de wijziging van de gevel is de gevelsteen verwijderd.

Sluitsteen met een grafische afbeelding van een suikerbrood.
Johannes Rutten
Sluitsteen boven de deur van een pakhuis, een voormalige suikerraffinaderij aan de Binnen Walevest
1868

Vandaag de dag is er nog wel een suikerbrood te zien in de gevel van het West-Indische Huis aan de Wijnstraat. Het West-Indische Huis is een tastbaar spoor van de betrokkenheid van Dordrecht in de West-Indische Compagnie (WIC). In 1621 wordt de WIC opgericht, bestaande uit vijf kamers verdeeld over diverse steden. Ze krijgt van de Staten-Generaal het monopolie op de handel in het Atlantische gebied, waaronder ook de mensenhandel. Dordrecht is onderdeel van de Kamer van de Maze, samen met Delft en Rotterdam. In het West-Indische Huis komen de bewindhebbers van de WIC samen en er worden belangrijke besluiten genomen over de koloniale handel en mensenlevens. Ook was hier de eerste suikerraffinaderij in Dordrecht gevestigd met de naam De Ossekop.

Statig huis
Het West-Indisch Huis ofwel Huis De Ossekop
1925

Zilverkoorts

Dordtenaren krijgen in het midden van de 17de eeuw de ‘zilverkoorts’ en raken betrokken bij een reis naar oude zilvermijnen in Brazilië. Een van deze Dordtenaren is Jacob Trip de Jonge die het Dordts Patriciërshuis laat bouwen aan de Wolwevershaven (nummer 9). Hij komt via zijn connecties bij de West-Indische Compagnie (WIC) in contact met de in Nederlands-Brazilië wonende Matthijs Beck die op zoek is naar een investeerder die wil participeren in de exploitatie van Braziliaanse zilvermijnen. Jacob Trip zorgt voor de huur en bevoorrading van het schip Schoonenburgh met handelsgoederen die in Brazilië kunnen worden verkocht of geruild voor andere benodigdheden en tot slaafgemaakte mensen. Op 27 april 1658 komt de Nederlandse bemanning aan in Paraíba waar zestien tot slaafgemaakte mensen worden gekocht, zowel mannen als vrouwen, jong en oud. Cornelis Hellincx uit Dordrecht krijgt als opzichter de taak om toezicht op hen te houden. Op 9 mei komen ze in Ceará aan, waar ze door Matthijs Beck worden ontvangen.

Rijkelijk gedecoreerde kamer met een tafel en stoelen en theepot. Er hangt een kroonluchter.
Wim van den Berg
Interieur van het Patriciërshuis
1980

In deze akte is te lezen hoe Matthijs Beck twee paarden levert aan de bemanning van het schip Schoonenburgh in ruil voor twee tot slaafgemaakte mensen. Dit is een voorbeeld hoe ze worden gedegradeerd tot handelswaar en ontmenselijkt:
Verclaerende vorders deposant dat op het arrivement in Siara voornoemt den voornoem-de requirant mede van noode hadt seecker bevordering van het voorgenomen werck twee peerden, die hij alsdoen gecocht heeft van sr. Mattheus Becx waervoor den requirant belooft hadde voer sijn onthout voor ijder peert een neger te geven te weten vande eerste negros die den requirant van’t Reciffe soude becomen ende daerenboven dat de voornoemde requirant heeft doen maecken tot het voornoemde werck een carre.

Deze akte is afkomstig uit de notariële archieven van Dordrecht. Het uitgebreide artikel is terug te lezen in het tijdschrift Dordrecht Monumenteel.

Een geschreven document.
Akte waarin Matthijs Beck twee paarden levert in ruil voor twee tot slaafgemaakte mensen
1658

De scheepswerf van Jan Schouten

Jan Schouten is een Dordtse scheepsreder en een van de oprichters van de Maatschappij der Dordrechtsche Scheepsrederij, ook wel de Eerste Oost-Indische Rederij genaamd. De rederij is actief in de koloniale handel op onder andere Nederlands-Indië. Op de scheepswerf van zijn vader worden diverse schepen gebouwd die gebruikt worden voor de koloniale handel. Zo wordt het schip De dankbaarheid gebruikt voor een reis naar Batavia om met een lading koffie en suiker terug te keren naar Nederland en het schip De harmonie voor de suikerhandel tussen Suriname en Amsterdam.

Getekend portret van Jan Schouten in nette kleding.
C.W. Mieling
Portret van Jan Schouten
1853

Zijn vader, Jan Schouten, is indirect betrokken bij de mensenhandel. Zo wordt het schip met de naam Africa en later Nooit Gedagt gerepareerd op zijn werf. In 1773 worden 157 tot slaafgemaakte mensen via de kust van Guinee gedwongen vervoerd naar Suriname op dit schip. Dat blijkt uit een akte uit 1771 opgesteld door de Dordtse notaris Anthonie Bax:
Alsmede dat hij dat schip door deszelfs knegten behoorlik heeft gerepareert, hegt en sterk getimmert een nieuwe spijkerhuit daar om geleit en voorts in zodanigen staat gebragt, als vereischt wert, tot ’t varen ten slavenhandel naar de kust van Africa. De drie laatste getuigen verklaren, dat zij die werkzaamheden aan 't schip 'Nooit gedagt' mede onder toezicht van hun baas hebben verricht en alzo als door hem verklaart, hebben in staat gebracht om te varen naar de kust van Afrika. Invoege dat het schip in de maand januari 1771 hecht, dicht en in behoorlijke staat is gebracht om een dergelijke reis te ondernemen. Hetgeen zij desgevraagd onder ede willen bevestigen. Was getekend, Jan Schouten, Jan Ponsen, Hermanus van der Kaa en Arie Knotsert.

Deze akte is afkomstig uit de notariële archieven van Dordrecht, inventarisnummer 1062.

Een zwartwit foto van een scheepstimmerwerf waar hard gewerkt wordt. Twee mannen in een bootje op de voorgrond.
De scheepswerf van Jan Schouten aan de Kalkhaven
1850

Portret van de familie Vriesendorp uit 1843

De familie Vriesendorp is op diverse manieren verbonden met het koloniale verleden van Dordrecht. Jacob Staats Johannes Vriesendorp is actief in de suikerraffinage. In de periode van 1815-1816 heeft hij een aandeel in de suikerraffinaderij De suikermolen aan de Nieuwe Haven. Hij is medeoprichter en directeur van de Maatschappij der Dordrechtsche Scheepsrederij. Deze rederij is actief in de koloniale handel op onder andere Nederlands-Indië. Zijn dochter Cornelia Vriesendorp is ook op het portret te zien. Zij woonde in het Huis Van Gijn samen met Simon van Gijn.

Portret van de familie Vriesendorp
Portret van de familie Vriesendorp
1843

De familie Vriesendorp heeft diverse huizen gehad in Dordrecht. waaronder het huis De meerminnen aan de Wolwevershaven en een groot herenhuis aan de Hoge Nieuwstraat. De totale bouwsom van dit laatste huis kwam uit op 39.000 gulden. In de periode 1790-1799 lag de verkoopprijs van een ‘gemiddeld’ huis in dit deel van het havengebied op ongeveer 2.000 gulden. Dit is een voorbeeld van hoe vermogend de familie was. Er is informatie te vinden over deze familie in diverse archieven. In de Collectie van bescheiden met betrekking tot de familie Vriesendorp (archiefblok 294) is onder het kopje Bedrijfsarchieven bijvoorbeeld het archief van de Maatschappij van Negotie in Koloniale Waren, Firma Vriesendorp & Kist te vinden.

Het huis De meerminnen aan de Wolwevershaven
W. Meijers
Het huis De meerminnen aan de Wolwevershaven
1940

Frans Greenwood

Aan de bovenloop van Commewijnerivier in Suriname bevond zich een suikerplantage met de naam Blakkreek. Het is een plantage die een kleine vijftig jaar in bezit is geweest van de Rotterdams-Dordtse familie Greenwood. De plantage ligt geïsoleerd en is daarmee kwetsbaar voor aanvallen van de Marrons. Zij zijn vrijheidsstrijders, ontsnapt aan de slavernij die zich verzetten tegen het systeem van slavernij en een nieuw bestaan opbouwen in gebieden die moeilijk bereikbaar zijn, zoals het regenwoud. Een voorbeeld is Boni, geboren in 1730, die een gewapende strijd (de Boni-oorlogen) voert tegen het koloniale bewind in de 18de eeuw. In 1731 erft Frans Greenwood junior deze plantage.

Portret van Frans Greenwood
Aert Schouman
Portret van Frans Greenwood
1750

Frans junior is rond zijn twintigste jaar in Suriname, waar hij de leiding van de familieplantage op zich heeft genomen. Dit blijkt uit bestellingen uit de jaren 1700 en 1702 van totaal twaalf tot slaafgemaakte mensen, die zijn vader vanuit Rotterdam plaatst bij mensenhandelaar Jean Baptist van Malsem in Paramaribo. De tot slaafgemaakte mensen moeten in Suriname worden afgeleverd bij zijn zoon Frans junior of diens zaakwaarnemer ter plaatse. De bestellingen worden vastgelegd in contracten met de West-Indische Compagnie (WIC) bij notaris Stephanus Pelgrom in Amsterdam. In deze contracten met de bewindhebbers van de WIC staat informatie over de afkomst, leeftijden, de fysieke gesteldheid en gender van de tot slaafgemaakte mensen. Dit zegt iets over de omvang van deze mensenhandel, maar ook over hoe tot slaafgemaakte mensen worden gedegradeerd tot producten en kapitaal.

Details uit een contract uit 1702 tussen de WIC en twaalf in Suriname gevestigde handelaren in tot slaafgemaakte mensen, waar de familie Greenwood bij is betrokken (GA Amsterdam 5075.4774.62648 / 5075.4775.55832 / 5075.8519.509679).

Contract inzake in Suriname slaafgemaakte mensen
Contract inzake in Suriname slaafgemaakte mensen
1702

De rol van het stadsbestuur

Het stadsbestuur is op diverse manieren verbonden met het koloniale verleden van Dordrecht. Daarom kunnen de archieven van het stadsbestuur informatie leveren over het koloniale en slavernijverleden van de stad. Er worden gunstige voorwaarden gecreëerd door het stadsbestuur voor suikerraffinadeurs en de handel in andere koloniale waren. In de raadsvergadering van 7 november 1801 wordt een verzoek van suikerraffinadeur Pieter Diederich Backer voor vrijdom van impost (belasting) goedgekeurd. Hij pleit ervoor dat de suikerraffinaderij wordt uitgebreid en dat het een aanmerkelijk voordeel voor Dordrecht is.

Het Stadhuis van Dordrecht
P.C. Lafargue
Het Stadhuis van Dordrecht
1770

Bestuurlijke functies in het stadsbestuur gaan regelmatig gepaard met functies binnen de West-Indische Compagnie (WIC) en de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). Zo heeft Simon van Halewijn diverse bestuurlijke functies gehad zoals schepen, burgemeester en afgevaardigde van Dordrecht voor de Staten van Holland (hoogste bestuursorgaan van het gewest Holland en West-Friesland). Naast zijn rol in het stadsbestuur is Van Halewijn bewindhebber bij de WIC. In Suriname bouwt hij een nieuw bestaan op en heeft meerdere plantages in zijn bezit. Dit waren de plantages Beaumont, Peperpot, Mopentibo, Puttenzorg en ’t Eyland.

Portret van Simon van Halewijn
Portret van Simon van Halewijn
1690

De familie De Witt

Johan de Witt komt uit een rijke Dordtse familie van regenten met belangrijke functies in het stadsbestuur. Zo is zijn grootvader aandeelhouder van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) in Zeeland en zijn vader Jacob de Witt burgemeester van Dordrecht en bewindhebber bij de West-Indische Compagnie (WIC).

Portret van Jacob de Witt
Nicolaes Maes
Portret van Jacob de Witt
1657

Als raadpensionaris van het gewest Holland is Johan de Witt betrokken bij het kolonialisme. Een voorbeeld hiervan is het sluiten van het Verdrag van Breda op 31 juli 1667 in het kasteel van Breda. Dit verdrag zorgt ervoor dat Nieuw-Amsterdam (huidige New York) een Engelse kolonie wordt. Suriname, Run (Molukken) en diverse delen aan de Afrikaanse westkust worden kolonies van de Republiek. Bij het sluiten van dit verdrag staan de belangen van de kolonisatoren centraal. De dochter van Johan de Witt, Agneta de Witt, is getrouwd met Simon van Halewijn. Hij was bewindhebber bij de WIC en eigenaar van diverse plantages in Suriname. Meer weten lees dan het artikel familienetwerk De Witt in het tijdschrift Dordrecht Monumenteel.

Portret van Johan de Witt
L. Visscher
Portret van Johan de Witt
1670
Deze website maakt gebruik van cookies en daarmee vergelijkbare technieken om een optimale gebruikerservaring te bieden. Je kunt je voorkeuren aanpassen.
Deze cookies zorgen ervoor dat de website naar behoren werkt. Deze cookies kunnen niet uitgezet worden.
Deze cookies zorgen ervoor dat we het gebruik van de website kunnen meten en verbeteringen door kunnen voeren.
Deze cookies kunnen geplaatst worden door derde partijen, zoals YouTube of Vimeo.
Deze cookie stellen onze advertentiepartners in staat om doelgerichter informatie te kunnen aanbieden.
Door categorieën uit te zetten, kan het voorkomen dat gerelateerde functionaliteiten binnen de website niet langer correct werken. Het is altijd mogelijk om op een later moment de voorkeuren aan te passen.