Uit de bewaard gebleven jaarrekeningen van de armmeester van het Burgerlijk Armbestuur uit de periode 1806-1831 blijkt dat het (zelfstandige) Burgerlijk Armbestuur al op zijn minst uit 1806 dateert, mogelijk al eerder.

In 1816 werd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland het gezamenlijke verzoek van het gemeentebestuur van Puttershoek en de kerkenraad van de plaatselijke Hervormde Gemeente om de besturen van de zogenaamde dorps- en diaconie-armen samen te voegen, ingewilligd. Dit gecombineerd armbestuur was belast met de uitoefening van de armenverzorging, zoals in diens reglement staat vermeld.
Vervolgens werd dit gemengd armbestuur ingaande 1 januari 1870 weer opgeheven en ging ieder zijn eigen weg in de vorm van: het Burgerlijk Armbestuur en het Diaconie Armbestuur.

Het Burgerlijk Armbestuur bestond volgens het reglement uit 1914 uit drie leden: een door het college van B en W benoemd lid/voorzitter en twee door de gemeenteraad benoemde leden. In de loop van de tijd werd dit aantal uitgebreid; in 1964 bijvoorbeeld bedroeg het aantal leden – buiten de voorzitter gerekend – zeven. Het armbestuur werd bijgestaan door een door de gemeenteraad te benoemen secretaris-boekhouder. Het armbestuur vergaderde minstens eenmaal per maand.

Het Burgerlijk Armbestuur is in 1958 opgeheven. Als rechtsopvolger kan de Gemeentelijke Instelling voor Maatschappelijke Zorg worden aangemerkt. Het laatste bewaard gebleven vergaderverslag van deze laatste instelling dateert uit 1964.