Deze website maakt gebruik van cookies en daarmee vergelijkbare technieken om een optimale gebruikerservaring te bieden. Je kunt je voorkeuren aanpassen.

Deze cookies zorgen ervoor dat de website naar behoren werkt. Deze cookies kunnen niet uitgezet worden.
Deze cookies zorgen ervoor dat we het gebruik van de website kunnen meten en verbeteringen door kunnen voeren.
Deze cookies kunnen geplaatst worden door derde partijen, zoals YouTube of Vimeo.
Deze cookie stellen onze advertentiepartners in staat om doelgerichter informatie te kunnen aanbieden.

Door categorieën uit te zetten, kan het voorkomen dat gerelateerde functionaliteiten binnen de website niet langer correct werken. Het is altijd mogelijk om op een later moment de voorkeuren aan te passen.

Als je Dordrecht zo ziet liggen, omgeven door water en bootjes, is het logisch dat zo’n stad ook iets met vis heeft. De namen van straten en van sommige huizen verwijzen naar vis, vismarkten of vissoorten. Ook zijn er gevelstenen en andere decoraties die iets ‘vissigs’ hebben.

HARING

Een vissoort die we niet direct met Dordrecht associëren is haring. Hoewel de aanwezigheid van een Haringstraat toch een teken aan de wand is. Dordrecht speelde in de Middeleeuwen namelijk een tijdlang een zeer belangrijke rol in de haringtrafiek. Met ‘trafiek’ wordt het verwerken van ter markt gebrachte grondstoffen bedoeld, in dit geval is dat haring. In 1368 kreeg Dordrecht een ‘vitte’ op het eiland Skane in Zweden. Een vitte was een nederzetting waar haring werd gekaakt, gezouten en verpakt in tonnen, dit alles onder het toeziend oog van speciale keurmeesters.

Een vitte in Zweden is niet direct naast de deur, maar als je een oude kaart erbij pakt, begrijp je hoe gunstig Dordrecht was gesitueerd. Dordrecht lag niet alleen gunstig voor het scheepvaartverkeer van west naar oost, van zee over de grote rivieren naar het oosten, maar ook voor de binnenlandse route van noord naar zuid, over de Zuiderzee en dan via de grote rivieren naar Dordrecht. Behalve haring uit Skane werd er ook haring voor de Dordtse markt gevangen langs de Nederlandse kust. Tegen het eind van 15e eeuw was Dordrecht, geholpen door allerlei handelsprivileges, de concurrent Brielle (tijdelijk) voorbij gestreefd.

Kaart van het gebied van de Verenigde Nederlanden voorstellend de (vermoedelijke) situatie uit 870

Isaac Tirion

Kaart van het gebied van de Verenigde Nederlanden voorstellend de (vermoedelijke) situatie uit 870

1749

In de dertiende eeuw verscheen er een nieuw scheepstype op het toneel, de haringbuis. Om zo veel mogelijk winst te behalen met de haringvisserij werden de haringbuizen in de loop van de tijd groter. Hierdoor konden de vissers verder weg varen, vroeger in het seizoen vertrekken en dus meer haring vangen. Door de haring aan boord te kaken, bleef de vis langer vers en konden de vissers dus ook nog langer op zee blijven. De vorm van deze schepen is afgekeken van Scandinavische schepen. Eigenlijk is dit al een prille vorm van de industriële visvangst.

Haring Buyssen, groot omtrent 40 last, een prent uit een album van Simon van Gijn

Haring Buyssen, groot omtrent 40 last, een prent uit een album van Simon van Gijn

Toen visserijsteden de vissers verplichtten de haring in de aanvoerhavens te pakken, was Dordrecht haar bevoorrechte positie kwijt en werd de stad nu op haar beurt voorbij gestreefd door Brielle. Na 1600 liep de haringpakkerij nog verder terug, totdat men in 1775 moest vaststellen dat het gedaan was met deze tak van visserij in Dordrecht. Tussen 1500 en 1575 waren er in Dordrecht wel zeventig tot tachtig haringpakkers werkzaam geweest in de ongeveer 40 haringpakplaatsen en haringtuinen.

OPKOMST, ONDERGANG EN OPKOMST VAN RIVIERVIS

Toen de Grote Waard in november 1421 in een grote binnenzee veranderde, zag het gewone volk snel in dat hun landbouwgrond veranderd was in een grote visvijver. Meteen werd hij in gebruik genomen.

Kaart van de voormalige Groote of Zuid-Hollandse Waard, met de twee voornaamste doorbraken van 1421

R.H. van Someren

Kaart van de voormalige Groote of Zuid-Hollandse Waard, met de twee voornaamste doorbraken van 1421

1841

Terwijl het bestuursapparaat nog jaren bezig is om het ondergelopen land in kaart te brengen, hengelden de vissers er vrolijk en ongehinderd door regels of eigendomsclaims op los. Bijna honderd jaar later zijn de bestuurlijke molens zo ver dat de vissers pacht moeten gaan betalen. Waar betaald moet worden, wordt gesjoemeld, ook toen al … Over vis gevangen in het ene stuk water moest meer pacht afgedragen worden dan over vis gevangen in het andere. Door onderling samen te werken, konden vissers de vangst ‘gunstiger verdelen’ en minder betalen. Kortom, niets nieuws onder de zon.

Een visser in de buurt van kasteel Crayestein bij Sliedrecht, 14de eeuw

E.H. Schoemaker

Een visser in de buurt van kasteel Crayestein bij Sliedrecht, 14de eeuw

1893

Zalmvisserijen

Rondom Dordrecht werd vooral zalm, steur en elft gevangen en in de stad op de markt gebracht. Tot in de jaren dertig van de vorige eeuw kon er op zalm worden gevist, daarna was het op.
Op de achterkant van de originele foto staat dat de steur buiten het seizoen werd gevangen, weer werd losgelaten en vervolgens opnieuw in het net zwom. Of hij na deze foto nog een keer werd losgelaten, staat er niet bij.

Groep zalmvissers van Zalmvisserij De Volharding rondom een steur bij de visserij op het Krabbegors

H. Kwakermaat

Groep zalmvissers van Zalmvisserij De Volharding rondom een steur bij de visserij op het Krabbegors

1920

DE VIS RAAKT OP EN HET WATER WORDT VERVUILD

In feite ging de riviervisserij al vanaf 1885 achteruit. In 1906 was de toestand zo zorgelijk dat er een commissie werd ingesteld om de reden van die teruggang te achterhalen. Het bleken er vele te zijn: het verzanden van het Bergse Veld, het graven van kanalen, de vernietiging van paaiplaatsen door afgraving van grind, toenemend scheepvaartverkeer en industrieën die het rivierwater vervuilden. Toch waren de grootste boosdoeners de zalmvissers zelf. En dan specifiek de volcontinue zalmzegenvisserijen langs de rivieren, die in het ergste geval van twee oevers tegelijk visten, zoals zalmzegenvisserij De Nieuwe Merwede.

De Maatschap De Volharding, een zalmvisserij op de Oude Maas, besloot in 1932 tot liquidatie over te gaan wegens de slechte resultaten en vooruitzichten. De Volharding was de voortzetting van de zeer oude Visserij van Dordtsmonde die deel uitmaakte van de bezittingen van het geslacht Van Altena.

Een jaar eerder was De Nieuwe Merwede er al mee gestopt, ook bij gebrek aan zalm door overbevissing en vervuiling van de rivier. Af en toe werd er nog weleens een zalm gevangen. Zo vertelt Wim van Wijk dat zijn grootvader die als onderbaas op de visserij had gewerkt, eind jaren dertig nog wel eens een zalm heeft gevangen. Die zalm werd dan onder de snelbinders gelegd en nog per fiets naar de visafslag bij Kralingen gebracht. Er werd toen zoveel betaald voor een zalm om de rit de moeite waard te maken.

De zegenboot waarmee de netten de rivier werden opgevaren, ligt tegen de kade van zalmvisserij De Nieuwe Merwede

De zegenboot waarmee de netten de rivier werden opgevaren, ligt tegen de kade van zalmvisserij De Nieuwe Merwede

1910

DE GROTE SCHOONMAAK

Net wanneer men denkt dat het niet slechter kan, breekt er in 1986 brand uit bij het chemische bedrijf Sandoz in Bazel. Met het bluswater stroomde ongeveer twintig ton pesticiden de Rijn in, met als gevolg grote vissterfte over honderden kilometers. Dit was het kantelpunt. Er was zoveel schade toegebracht aan de visstand, dat men besloot om een herstelprogramma te starten. Met het programma ‘Zalm 2000’ werd een ambitieus plan uitgerold om de waterkwaliteit van de Rijn en de habitat en migratiemogelijkheden voor vissen te verbeteren. Lozingen door fabrieken zijn gestaakt, stuwdammen zijn van vistrappen voorzien en in de jaren rond de eeuwwisseling zijn jonge zalmpjes uitgezet. Beetje bij beetje keert de zalm terug in de Nederlandse rivieren.

Het plaatsen van vispassages zoals deze zorgt ervoor dat vissen weer kunnen migreren.

H.C. Waterbeheersing

Het plaatsen van vispassages zoals deze zorgt ervoor dat vissen weer kunnen migreren.

2000

De bouw van vispassages bij stuwen en sluizen moet er voor zorgen dat de zalm verder stroomopwaarts kan komen. In Duitsland worden jonge zalmen uitgezet. En door allerlei maatregelen is het water steeds schoner geworden. Vanaf die tijd vangt beroepsvisser Klop uit Hardinxveld-Giessendam af en toe weer zalm op de Nieuwe Merwede.

Bijna een eeuw geleden behoorde Hardinxveld tot de belangrijkste vissersdorpen van de benedenrivieren. In de beste tijden was een kwart van de mannelijke beroepsbevolking werkzaam in de riviervisserij. Daarnaast zorgden de rokerijen en de afslag voor werkgelegenheid. De rokerijen en de afslag zijn verdwenen. De meeste vissers ook.

De gebroeders Klop zijn nu nog de enige beroepsvissers van Hardinxveld. Visserijbedrijf Klop is al ruim 400 jaar een familiebedrijf. Vroeger was dat op de rivieren bij Hardinxveld maar tegenwoordig moeten ze ook andere visgebieden aandoen. Ondanks een verbetering van de kwaliteit van het rivierwater zullen de gouden tijden voor riviervissers voorlopig niet terugkeren.

De familie Klop, beroepsvissers op de rivieren rond Hardinxveld

Ad Molendijk

De familie Klop, beroepsvissers op de rivieren rond Hardinxveld

1985

VISSEN VOOR DE LOL

Een andere dreiging voor de beroepsvisserij komt uit onverwachte hoek. Steeds meer viswater in de binnenwateren wordt ondergebracht bij hengelsportfederaties, die het voor het zeggen krijgen ten koste van de beroepsvisserij. Aan de andere kant kijken sportvissers met scheve ogen naar beroepsvissers, omdat die ‘alles’ wegvangen.

Al sinds de klassieke oudheid werd vissen, hoewel in dit geval is de term ‘hengelen’ beter, gezien als een vorm van luiheid en tijdverspilling. Ook in de Middeleeuwen was men die mening nog toegedaan. Hengelen was een ondeugd. In de 17de eeuw zijn er tal van schilderijen en gedichten die een luie visser ten tonele voeren. Zou dat de reden zijn dat hengelaars zich tegenwoordig liever sportvissers noemen?

DE HENGELAAR

Een man aan de waterkant met een hengel ziet er al gauw uit alsof hij vist voor de lol. Maar zonder het hem zelf te vragen, is het niet met zekerheid vast te stellen, en dat geldt helemaal voor een visser die voorkomt op foto’s en prenten. Is hij aan het vissen om zijn armzalige kostje wat aan te vullen of is hij een ‘hengelaar’. In de collectie Dordracum Illustratum zijn twee portretjes van een persoon waarvan we met zekerheid kunnen stellen dat hij een hengelaar was. Zijn naam is Pieter van Suylichem. Hij werd in Dordrecht geboren op 26 februari 1798 en overleed daar op 15 juli 1891 aan het Bagijnhof. Ter gelegenheid van zijn 80ste verjaardag schreef hij een autobiografisch gedicht over hoe hij met een achtjarig jongetje gaat vissen om hem de kneepjes van het vak te leren. Ondertussen moet hij ervoor waken dat het beweeglijke jongetje niet in het water valt.

Dit is niet het enige dat er in de collectie van het archief over Pieter te vinden is. Onlangs werd een fraai tweeluik aan het archief geschonken waarop Van Suylichem staat afgebeeld als hengelaar. De een in een winter- en de ander in een zomers landschap. De aquarellen zijn afkomstig van de familie Penning, via huwelijk gelieerd aan Pieter van Suylichem. Een aardig detail is dat in de jaren dat deze schilderijtjes bij de familie thuis hingen, de zomer- en wintertaferelen met de seizoenen werden gewisseld.

Gedicht van Pieter van Suylichem

Gedicht van Pieter van Suylichem

VISSERSLATIJN

Op de rivieren rondom Dordrecht werd ook gevist op paling. Dit gebeurde met een peur, een kluwen van aan een draad geregen wormen die met een loden gewichtje overboord werd gehangen. Omdat palingen nachtdieren zijn, kan het vissen op paling het beste ‘s nachts worden gedaan. Overdag verzamelt men dan zoveel mogelijk wormen om een peur te maken en ‘s avonds gaat de visser de rivier op.

Sportvissers peuren wormen langs de Wantijdijk

Sportvissers peuren wormen langs de Wantijdijk

2000

VISSEN OP HET DROGE

Eenmaal gevangen moest de vis verkocht worden, en dit gebeurde op de vismarkten in Dordrecht. In de 17de eeuw was er een Grote of Zeevismarkt en een Kleine of Riviervismarkt. De historicus Matthijs van Balen behandelt deze markten als delen van de Voorstraat gelegen tussen de Visbrug en het stadhuis.

De zeevismarkt aan de Visstraat, uiterst links is de zijgevel van de Waalse kerk zichtbaar boven de marktstal

De zeevismarkt aan de Visstraat, uiterst links is de zijgevel van de Waalse kerk zichtbaar boven de marktstal

1860

De zeevismarkt werd in 1867 verplaatst van de Visstraat naar de Knolhaven, waar het gietijzeren bouwsel tegenwoordig is geïncorporeerd in de overkapping van het terras van een restaurant. De Riviervismarkt werd ook wel de Boerenvismarkt genoemd, omdat de vis die daar werd verkocht uit de omgeving kwam. In namen als Visstraat, Visbrug, Vismarkt, Vissteiger, Haringstraat en Palingstraat leeft de bedrijvigheid alleen in naam nog voort. In de Visstraat waren ooit zout- en rookhuizen te vinden waar de vis werd gepekeld of gerookt voordat hij naar Engeland werd uitgevoerd. In diezelfde straat was het gildehuis van het Viskopersgilde, nu nog bekend als ‘De Crimpert Salm’. Met zijn rijk versierde gevel is het een van de fraaiste panden van de stad.

Blauwdruk van een ontwerptekening voor de restauratie van de panden ‘De Crimpert Salm’ en 'De Steur' aan de Visstraat

Blauwdruk van een ontwerptekening voor de restauratie van de panden ‘De Crimpert Salm’ en 'De Steur' aan de Visstraat

1900

De vismarkt in Dordrecht was van een andere orde dan vismarkten in andere plaatsen. De Dordtse vismarkt was meer een handelsinstelling, geleid door een schout. Met zijn 50 visstallen oversteeg de markt het plaatselijke belang. Hier waren het dan ook niet visvrouwen die de dienst uitmaakten, zoals in andere plaatsen, maar mannen. De visvrouwen verkochten de minder kostbare soorten.