Deze website maakt gebruik van cookies en daarmee vergelijkbare technieken om een optimale gebruikerservaring te bieden. Je kunt je voorkeuren aanpassen.

Deze cookies zorgen ervoor dat de website naar behoren werkt. Deze cookies kunnen niet uitgezet worden.
Deze cookies zorgen ervoor dat we het gebruik van de website kunnen meten en verbeteringen door kunnen voeren.
Deze cookies kunnen geplaatst worden door derde partijen, zoals YouTube of Vimeo.
Deze cookie stellen onze advertentiepartners in staat om doelgerichter informatie te kunnen aanbieden.

Door categorieën uit te zetten, kan het voorkomen dat gerelateerde functionaliteiten binnen de website niet langer correct werken. Het is altijd mogelijk om op een later moment de voorkeuren aan te passen.

Na meer dan drie eeuwen werd op 1 juli 1863 de slavernij in Suriname en de Caribische eilanden wettelijk afgeschaft. Een afschaffing waar zwarte mensen generaties voor hebben gevochten. Voor de witte Europeanen stonden de belangen van het koloniale bestuur voorop en de afschaffing had vooral politieke redenen. In de Dordrechtsche Courant konden Dordtenaren de debatten in het parlement volgen. Het ging over een wetsvoorstel dat uit vier delen bestond: de vrijmaking van de tot slaaf gemaakte mensen in Suriname en de Caribische eilanden, de vergoeding aan de eigenaren, het staatstoezicht in Suriname en de immigratie van contractarbeiders. Dordtenaren Gerrit Adrianus de Raadt en Pieter Blussé van Oud Alblas namen hieraan deel. De Raadt stemde tegen de wettelijke afschaffing van de slavernij in Suriname en de voormalige Antillen. Blussé stemde voor de wettelijke afschaffing in Suriname, maar tegen de afschaffing op de voormalige Antillen.

Afschaffing met voorwaarden

Aan de wettelijke afschaffing van de slavernij waren voorwaarden verbonden. Hierin stonden de belangen van de vrijgemaakte mensen niet voorop, maar juist van het koloniale bestuur en de plantage-eigenaren. Een van die voorwaarden was een compensatie voor de eigenaren. Zij kregen 300 gulden per tot slaaf gemaakt persoon in Suriname, 250 gulden op Curaçao, Bonaire, Aruba en Sint Eustatius, 200 gulden op Saba en 150 gulden op Sint Maarten. Het ging hierbij om een totaalbedrag van 10 miljoen gulden. Ook Dordtse plantagehouders kregen een compensatie van de staat, zoals de familie Van der Schoor, Frederik Cornelis Deking Dura (commissaris van de Nederlandsche Handel Maatschappij) en de Firma Gerrit van Hoogstraaten en Zoon. Zij kregen een bedrag van 27.900 gulden voor de plantage Mariënbosch. De families die op deze plantage gedwongen moesten werken, kregen geen compensatie voor het leed dat hun was aangedaan.

Tegemoetkoming voor de plantage Mariënbosch

Tegemoetkoming voor de plantage Mariënbosch

1863

Familienamen op de plantage Marïenbosch

Familienamen op de plantage Marïenbosch

1863

Een andere voorwaarde voor de vrijlating was een periode van staatstoezicht. Dit betekende dat vrijverklaarden gedwongen werden om voor een periode van tien jaar een contract af te sluiten bij een plantage om daar te werken. Als zij dit niet deden, konden zij in de gevangenis belanden. Bij het volgen van de eerder genoemde families in de burgerlijke stand van Suriname is dit terug te zien. Zo zien we dat Daniel Armour Arlem in 1864 samen met zijn moeder Mina Nanette Arlem op plantage Mariënbosch leefde. Sina Princes Contect, 73 jaar, en Daniel Philander Velkenade, 40 jaar, woonden in 1868 ook nog op de plantage. Door de periode van staatstoezicht werd de slavernij pas daadwerkelijk afgeschaft in 1873.

Op Curaçao was er geen staatstoezicht, maar wel het paga tera-systeem dat de ongelijkheid in stand hield. Na de afschaffing was het voor zwarte mensen moeilijk om een eigen stuk grond te krijgen voor het verbouwen van gewassen of het bouwen van een huis. De vruchtbaarste gronden waren in bezit van de plantage-eigenaren. Daarom bleven de vrijverklaarden vaak noodgedwongen op de plantage. In ruil voor het verblijven op de plantage en grond moesten zij verplicht een aantal dagen in het jaar onbetaald werk doen. Als zij dit niet deden, moesten zij binnen 24 uur de plantage verlaten. Dit systeem bleef tot de jaren 1980 bestaan.

Voortzetting koloniale onderdrukking

Na de wettelijke afschaffing hadden de vrijgemaakten een lastige startpositie in de samenlevingen, waarin racisme bleef bestaan. Er werden nieuwe vormen van koloniale onderdrukking ingevoerd. Juridische discriminatie bleef bestaan via arbeidswetten die de burgerrechten op Curaçao en Suriname beperkten. Deze vormen van ongelijkheid en racisme hebben tot ver na de afschaffing gezorgd voor uitsluiting van de nazaten van tot slaaf gemaakte mensen.

Er kwamen andere vormen van koloniale onderdrukking zoals contractarbeid. Er kwamen ruim 2.500 Chinese contractarbeiders, 20.000 Javaanse contractarbeiders en 35.000 Hindoestaanse contractarbeiders naar Suriname, ook naar plantage Mariënbosch en Dordrecht. De werving van deze contractarbeiders ging samen met misleiding, waarbij er een ideaalbeeld werd verteld over hoge lonen, werk in de buurt, een eigen woning, goede medische zorg en gratis terugkeer. De realiteit was heel anders.

Hindoestaanse contractarbeiders in Suriname

Théodore van Lelyveld

Hindoestaanse contractarbeiders in Suriname

Rijksmuseum Amsterdam

Ma Chichi uit Curaçao

De reactie op de wettelijke afschaffing van de slavernij is terug te zien in liedjes die werden gezongen op Curaçao. Pater Brenneker en Elis Juliana verzamelde bijna 1400 liedjes en verhalen. Een van die verhalen werd verteld door Ma Chichi. Zij werd in 1958 geïnterviewd door Pater Brenneker en tien jaar voor de afschaffing van de slavernij geboren. Over slavernij sprak zij in fluistertoon en laat de gevoeligheid zien van dit verleden. Haar stem werd krachtiger als zij aangeeft dat zij opgevoed is als een gelijkwaardig mens. Haar oma, die rond de tijd van Tula’s opstand geboren moet zijn, heeft haar geleerd dat ze niet minder was dan witte mensen. In het interview vroeg Brenneker of zij een lied uit die periode kon zingen. Ze zong het volgende:

Kaiman djuku. Djuku kaiman (...) Mi n’ta laba tayo. Mi n’ta laba komchi. Mi n’ta bari kas. Mi n’ta katibu ‘i shon. Mi n’ta katibu ‘i shon.

Geen juk meer. De onderdrukking is voorbij (..) Ik was geen borden. Ik was geen kommen. Ik veeg het huis niet. Ik ben de slaaf van de meester niet. Ik ben de slaaf van de meester niet.

Keti Koti Dordrecht

In 1913 was eerste Keti Koti herdenking in de Augustijnenkerk in Dordrecht, 50 jaar nadat de slavernij in Nederland wettelijk werd afgeschaft. De herdenkingsdienst werd verplaatst van de kerk aan de Vrieseweg naar de Augustijnenkerk om meer mensen te kunnen bereiken. Cornelis Winst Blijd was gastspreker en vertelde zijn persoonlijke verhaal. Hij was een Surinaamse dominee. Op 19 juli 1860 werd hij in slavernij geboren op de plantage Sint Barbara aan de Surinamerivier. Na het overlijden van zijn ouders werd hij opgevoed door zijn grootouders. Hij was de eerste Surinaamse predikant die door Europa reisde en werd door koningin Wilhelmina uitgenodigd op Paleis Het Loo.

Cornelis Blijd met zijn familie

Cornelis Blijd met zijn familie

Het Utrechts Archief

In 2021 maakten theatermaker en docent Themba Schmitz en filmmaker Jonathan Bleeker samen met woordkunstenaars Swendeline Ersilia, Elten Kiene en Marcos Valster de film Suikerstad. Deze korte film vertelt over het slavernijverleden van Dordrecht. Na de films waren er gesprekken met de bezoekers van de film en scholen. Sidney Breidel begeleidde deze gesprekken en mensen werden geïnspireerd om de geschiedenis van de stad opnieuw te bekijken en te begrijpen. Het was een nieuwe stap in het openen van deuren naar bewustwording en verandering.

Bekijk de drie korte films hier.

Na de film wilden meer mensen in Dordrecht deze geschiedenis van de stad zichtbaar maken. Sidney Breidel en Rowan van der Stelt vonden het belangrijk dat iedereen in de stad hier over zou weten. Zij richtten samen Koloniaal Verleden Dordrecht op en later Keti Koti Dordrecht.

Op 30 juni 2023 was de eerste Keti Koti Herdenking in Dordrecht. Tijdens de herdenking werden de slachtoffers van de Trans-Atlantische slavernij en mensenhandel herdacht. Er werd erkend dat het stadsbestuur een aanjagende rol heeft gehad in het systeem van slavernij. Deze erkenning is een belangrijke stap richting een toekomst, waarin de onderbelichte verhalen van getroffen gemeenschappen van kleur verteld mogen worden. Keti Koti betekent ‘ketenen verbroken’ in de Surinaamse taal Sranan. Op de Caribische eilanden heeft deze dag andere namen. Het wordt Dia di Emansipashon of Emancipation Day genoemd.

De Werkgroep Keti Koti Dordrecht bij de Keti Koti Herdenking 2023

Phice

De Werkgroep Keti Koti Dordrecht bij de Keti Koti Herdenking 2023

2023

Gedicht van Swendeline Ersilia

Gedicht van Swendeline Ersilia

2023

Op deze dag las stadsdichteres Swendeline Ersilia met haar moeder bovenstaand gedicht voor. Sidney Breidel, initiatiefnemer van de herdenking, hield ook een toespraak. Hij zei:

Gran tanyi voor de weg die jullie vrij hebben gemaakt. Gran tanyi dat wij het doorzettingsvermogen en de liefde in ons hebben om ook hier vandaag waardevolle stappen te mogen zetten die ons als mensheid verbindt.

Het Platform Dordtse Kerken bood excuses aan voor de rol van de kerken uit die tijd. De gehele maand juni organiseerde culturele en maatschappelijke organisaties programma’s die verhalen vertelden over het slavernijverleden van de stad. Een jaar later werd ook de nationale kerkdienst georganiseerd in Dordrecht in het Huis bij de Bron. Een ander hoogtepunt dat jaar was de eerste Keti Koti viering in de stad, waarbij vrijheid en verbinding centraal stond.

Bekijk de aftermovie van de Keti Koti Viering 2024.