Deze website maakt gebruik van cookies en daarmee vergelijkbare technieken om een optimale gebruikerservaring te bieden. Je kunt je voorkeuren aanpassen.

Deze cookies zorgen ervoor dat de website naar behoren werkt. Deze cookies kunnen niet uitgezet worden.
Deze cookies zorgen ervoor dat we het gebruik van de website kunnen meten en verbeteringen door kunnen voeren.
Deze cookies kunnen geplaatst worden door derde partijen, zoals YouTube of Vimeo.
Deze cookie stellen onze advertentiepartners in staat om doelgerichter informatie te kunnen aanbieden.

Door categorieën uit te zetten, kan het voorkomen dat gerelateerde functionaliteiten binnen de website niet langer correct werken. Het is altijd mogelijk om op een later moment de voorkeuren aan te passen.

Wilhelmus Lindanus

1525 (Dordrecht) — 02-11-1588 (Gent)
Portretgravure van Wilhelmus Lindanus met Latijns vers van Maximilianus Vrintius

Portretgravure van Wilhelmus Lindanus met Latijns vers van Maximilianus Vrintius

Regionaal Archief Dordrecht

Willem Damasz van der Lindt (Wilhelmus Damasi Lindanus, Wilhelmus de Dordraco). Geboren Dordrecht 1525, overleden Gent 2 november 1588, bisschop van Roermond en Gent. Tweede van de vier zoons van Damas van der Lindt (ook wel Van der Linden, overleden 1580) en diens eerste vrouw Adriana Jan Ogiersdr; uit Damas' tweede huwelijk met Anna Willemsdr Stoop vijf dochters, van wie twee non werden in Dordrecht.


Wilhelmus Lindanus is in protestants Nederland vooral bekend geworden door zijn strenge optreden als 'kettermeester' in Friesland en inquisiteur in Holland. In de katholieke wereld gold hij echter als een van de beste theologen van zijn tijd die de protestantse Reformatie in woord en daad actief bestreed en zowel de katholieke leer als de kerkelijke tucht in de geest van het concilie van Trente (1545-1563) nauwgezet bevorderde.


Willem Damasz stamde uit een Dordtse patriciërsfamilie. Zijn vader Damas Willemsz, mogelijk een nazaat van de heren van de Groote Lindt, was deken van de schutterij en kerkmeester van de Nieuwkerk. Hij was een neef van burgemeester Arend Cornelisz van der Mijle en huwde eerst een dochter van schepen Jan Ogiersz, daarna van burgemeester dr. Willem Stoop. Willems tante Engelken huwde met schepen Jan Oem en later met burgemeester Pieter van Beveren. Heel de familie verliet Dordrecht rond 1572 om geloofsredenen.


Na zijn basisopleiding te Dordrecht, vermoedelijk voortgezet aan een Latijnse kostschool buiten Holland, werd Willem in oktober 1540 ingeschreven aan de pedagogie Het Varken van de Leuvense universiteit en behaalde op 15 maart 1543 de graad van 'magister artium' waarmee hij zijn propedeuse afsloot. Na drie jaar studie in Parijs, waar hij kennis maakte met de nieuwe jezuïetenorde, doceerde hij vanaf 1546 filosofie in Het Varken en studeerde tegelijk aan het Leuvense Collegium Trilingue. In 1552 tot priester gewijd, behaalde hij in datzelfde jaar het licentiaat en in 1556 het doctoraat in de theologie. Van oktober 1554 tot 1557 doceerde hij Bijbelexegese en pastoraaltheologie aan de nieuwe universiteit van Dillingen (Beieren), waar hij bevriend raakte met de Nederlandse jezuïet Petrus Canisius.


Lindanus profileerde zich al vroeg als een vooraanstaand dogmatisch polemist die scherp de leer van Luther, Melanchthon en Calvijn bestreed - al te scherp naar het oordeel van Canisius, die liever een dialoog met de reformatoren aanging. Op aanbeveling van zijn vroegere docent Ruard Tapper benoemde koning Filips II hem in mei 1557 tot zijn raadsheer en geestelijk commissaris in Friesland om daar het kerkelijk leven te hervormen en de ketterij te bestrijden; een van zijn broers vergezelde hem met zijn gezin naar Leeuwarden. Op 19 januari 1559 tot deken van het hofkapittel in Den Haag benoemd, verliet hij Friesland in november 1560 om in Den Haag te gaan resideren. Zijn jongere broer Adriaan (circa 1533-na 1572) voegde zich daar bij hem; deze werd er in 1567 schepen, 1568 burgemeester en 1570 schout.


Lindanus had zelf geen bezittingen en klaagde veelvuldig over gebrek aan inkomsten. Daarom moest hij de uitnodiging afslaan om in 1562-1563 als theoloog aan het concilie van Trente deel te nemen en, toen hij 7 augustus 1561 tot eerste bisschop van het armlastige bisdom Roermond was benoemd, aarzelde hij ondanks de politieke druk lange tijd die benoeming te aanvaarden. Op 4 april 1563 werd hij door kardinaal Granvelle in Brussel tot bisschop gewijd, waarna hij als plaatsvervanger van de bisschop van Haarlem optrad en aan de synodes voor de kerkhervorming te Utrecht en Kamerijk deelnam. Landvoogdes Margaretha van Parma benoemde hem 23 oktober 1562 tot inquisiteur van Holland en Zeeland, maar kort voor de Beeldenstorm in augustus 1566 verliet hij heimelijk Den Haag en keerde terug naar Dordrecht waar zijn oudoom, burgemeester Van der Mijle, een beeldenstorm wist te verhinderen. Na de brand van de Dordtse Nieuwkerk in 1568 wijdde Lindanus de mede onder toezicht van zijn vader herstelde kerk in 1569 weer in.


Zijn onverzettelijkheid en gebrek aan tact bezorgden hem vele vijanden en in Den Haag werd tweemaal een aanslag op zijn leven gepleegd. Gesteund door het gewest had Lindanus zelf graag de in 1569 ontslagen bisschop van Haarlem opgevolgd, maar Alva sommeerde hem zijn Roermondse zetel in bezit te nemen. Hij deed dat op 11 mei 1569, in aanwezigheid van zijn vader en broers. In zijn nieuwe bisdom bracht hij actief de voorschriften van het concilie van Trente in praktijk. Vrijwel onmiddellijk hield hij een synode (mei 1569) en visiteerde hij zijn bisdom uitvoerig. Hij bestreed de corruptie, herstelde de tucht onder de geestelijkheid, hield vast aan het celibaat en de residentieplicht en bevorderde een intensieve theologische vorming. Zelf leefde hij heel sober. Hij was de eerste bisschop van de Mechelse kerkprovincie die de besluiten van Trente voor zijn bisdom bindend verklaarde (6 september 1570). Hij schreef ook twee catechismussen, een Nederlandse voor de leken (1566) en een in het Latijn voor de priesters (1571).


Op 23 juli 1572 werd zijn bisschopsstad door de troepen van Willem van Oranje veroverd, geplunderd en verwoest; 23 geestelijken werden omgebracht, onder wie Lindanus' secretaris Paulus van Waelwijck. Lindanus zelf moest vluchten, zijn archief werd vernietigd en zijn rijke bibliotheek verkocht. Na zijn terugkeer werd alles hersteld, maar op 20 oktober 1576 vluchtte de bisschop opnieuw, ditmaal voor de muitende Spaanse bezetting. Omdat hij zich vervolgens tegen de Pacificatie van Gent (8 november 1576) verzette, kon hij niet terug naar Roermond. In november 1578 trok hij naar Rome waar hij met paus Gregorius XIII uitvoerig de situatie in de Nederlanden besprak en diens (ook geldelijke) steun kreeg. Zowel de paus, die hem een kardinaalshoed toezegde, als de geleerde curiekardinaal Caesar Baronius achtten hem een van de meest voorbeeldige hervormingsbisschoppen van zijn tijd. In Milaan bezocht hij zijn geestverwant bisschop Carolus Borromeus (1538-1584). Vandaar reisde hij naar Madrid voor overleg met Filips II, die hem 3.000 dukaten meegaf voor de oprichting van een priesterseminarie in Leuven, het Koningscollege. In het voorjaar van 1580 was hij terug in Roermond, waar hij op 18 mei 1581 zijn eigen seminarie opende. In 1581-1583 was hij actief in Breda en als interim-bisschop op de vacante zetel van Den Bosch. Na een tweede Romereis in 1584 en 1585 trof hij zijn bisdom in desolate toestand aan en ijverde hij voor herstel van de (katholieke) rechtsorde. In 1587 werd hij overgeplaatst naar Gent, waar van 1577 tot 1584 een calvinistisch bewind had geheerst en kerkelijke reorganisatie dringend noodzakelijk was. Op 22 juli 1588 nam hij daar bezit van zijn zetel maar hij stierf al op 2 november.


Er zijn zeventig geestelijke teksten in het Latijn en het Nederlands van hem bekend, waarvan een veertigtal in druk verscheen. Zijn belangrijkste werk is het viermaal herdrukte Bijbelcommentaar Panoplia Evangelica (Keulen 1559-1560). Naast dogmatische en apologetische geschriften publiceerde hij enkele spirituele werkjes, o.a. De sapientia caelesti (Over de hemelse wijsheid, 1565), opgedragen aan zijn halfzuster Sophia toen die in Dordrecht in het klooster trad.


Bronnen en literatuur

A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek, XI, p. 460-465 (met lijst geschriften).
Biographie Nationale de Belgique, XII, kol. 212-216 (met lijst geschriften).
H.G.H. Welters, Levensbeschrijving van Wilhelmus Lindanus, eersten bisschop van Roermond, in: Publications de la Société historique et archéologique de Limbourg, 27 (1890), p. 225-306.
W. Schmetz, Wilhelm van der Lindt (Wilhelmus Lindanus), erster Bischof von Roermond (1525-1588). I (Münster i.W. 1926) [deel 2 is niet verschenen].
P.Th. van Beuningen, Wilhelmus Lindanus als inquisiteur en bisschop. Bijdrage tot zijn biografie (1525-1576) (Assen 1966).
R. de la Haye en P. Hamans (red.), Bisdom langs de Maas. Geschiedenis van de kerk in Limburg (Maastricht 2009), p. 139-153, 295-300 [evaluatie van de literatuur over Lindanus en van zijn portretten].


Portretten

Twee portretten van Lindanus hangen in het bisschoppelijk huis van Roermond (een daarvan, uit 1576, hing vroeger in het Groot-Seminarie), een ander in de doopkapel van de kathedraal van Roermond. Een vierde portret, na zijn dood geschilderd naar het origineel uit 1576, hangt in het Fries Museum te Leeuwarden. Na zijn overlijden te Gent werd een gravure van hem verspreid, met een Latijns onderschrift door zijn secretaris Maximilianus Vrintius.

Lindanus kreeg een monumentaal praalgraf in de Sint-Baafskathedraal te Gent.

Auteur

Willem Frijhoff (juli 2012)