Paullus Merula
Geboren op 19 augustus 1558 te Dordrecht, overleden te Rostock (Mecklenburg) op 19 juli 1607 en op 23 juli in de St. Jacobskerk van die stad begraven. Oudste kind van Mr. Willem Merula Pouwelsz (1529-1599), ontvanger te Putten, bevelhebber van het kasteel Heenvliet en vanaf 1570/71 secretaris van Dordrecht, in 1557 gehuwd met Jacoba Gijsbertsdr Heermans, uit een Dordtse regeringsfamilie.
Paullus Merula huwde in 1589 met Judith Buys, dochter van Bartholomeus Buys van Woeringen genoemd Gryphius, pensionaris van Gorinchem, gezant van de Staten van Holland naar Denemarken en later secretaris van de hertog van Mecklenburg. Uit dit huwelijk werden negen kinderen geboren, achtereenvolgens:
- Jacoba
- Willem jr
- Bartholomeus
- Angelus
- Justina
- Jacob
- Jacob
- Joannes
- Jacoba
Meerderen van hen overleden jong. In 1605 leefden nog Willem jr, Bartholomaeus, Jacob, Justina en Jacoba. Willem jr. (geboren circa 1591) werd medewerker van zijn vader, vertaalde zijn Latijnse werken in het Nederlands en gaf ze uit.
Merula schreef zijn voornaam steeds op antieke wijze met dubbel-l, als Paullus. Merula is de Latijnse naamsvorm van Van Merle (of Maarle), een naam die hij zelf nooit gebruikte. Met deze Latijnse naam wilde hij eer betonen aan zijn oudoom Angelus Merula (Brielle, circa 1482-Bergen Henegouwen, 26 juli 1557), geestelijk schrijver en pastoor van Heenvliet, toenmaals hoog vereerd als een van de eerste martelaren van de Hervorming. Paullus publiceerde een uitvoerige beschrijving van Angelus’ martelaarschap op basis van documenten die hij had gekregen van zijn vader die Angelus had bijgestaan tijdens diens proces en getuige was geweest van de terechtstelling. Merula was een universele geleerde die na een uitvoerige rondreis langs West-Europese universiteiten zijn grote en brede kennis in dienst stelde van de intellectuele gemeenschap van zijn land. Als advocaat en vervolgens als hoogleraar te Leiden schreef hij vernieuwende en invloedrijke werken op het gebied van het recht, de geschiedenis van het land en de aardrijkskunde. Hij geldt als een van de eerste historici uit de tijd van de Republiek die geschiedenis in moderne trant beoefenden.
Paullus leerde lezen en schrijven in Brielle. Na de definitieve verhuizing van zijn vader naar Dordrecht in 1572 bezocht hij de Latijnse school in die stad, vanaf 1577 die van Delft. Op 28 augustus 1578 werd hij ingeschreven als student in de rechten aan de pas opgerichte Leidse academie. Na een korte studie in Leiden maakte hij vanaf 1579 gedurende acht jaar de voor kinderen uit de elite gebruikelijke grand tour. Eerst bezocht hij verscheidene universiteiten in Frankrijk, in het bijzonder die van Parijs (waar hij vanwege het stimulerende culturele klimaat geruime tijd bleef), Orléans en Bourges (waar hij vermoedelijk bij de grote rechtsgeleerde Cujas in de rechten promoveerde). In december 1584 was hij in Genève. Na een korte reis vol gevaren door Italië trok hij via Bazel naar Straatsburg. Hij sloot zijn reis af met een verblijf in de universiteitssteden van Engeland. In zijn levensonderhoud voorzag hij met tijdelijke banen als huisleraar en als corrector bij uitgeverijen. Omdat de spanningen tussen katholieken en protestanten in Frankrijk hoog opliepen, gebruikte hij daar, ook in zijn brieven, als protestant de schuilnamen Paullus Mismetius, Paulus Gulielmus en Paul Guillaume (d.w.z. Paul Willemsz).
In 1587 vestigde hij zich als advocaat bij het Hof van Holland in Den Haag. Hij werkte eerst aan een handboek over het burgerlijk recht van Holland en Zeeland, dat in 1592 verscheen. Herhaaldelijk door zijn opvolgers bijgewerkt, werd dit al spoedig een standaardwerk voor de praktijk van de rechtspraak in de kustgewesten. Ook gaf hij de geschriften uit van enkele auteurs uit de klassieke Oudheid. Voor zijn uitgave van Ennius is hij lange tijd ten onrechte van tekstvervalsing beschuldigd. Op 8 februari 1592 werd hij benoemd tot buitengewoon hoogleraar in de Historiën aan de universiteit Leiden, als opvolger van de beroemde hoogleraar Justus Lipsius (1547-1606) die als katholiek naar Leuven vertrok. Op 8 oktober werd Merula 1593 tot gewoon hoogleraar in de Historiën bevorderd, een functie die hij tot zijn dood vervulde. Hij werd de naaste collega van de befaamde Franse geleerde Joseph Justus Scaliger (1540-1609) die al in augustus 1593 tot onderzoekshoogleraar Latijn, Oudheden en Historie in Leiden was aangesteld. De arrogante Scaliger sprak kwaad van al zijn collega’s; over Merula aldus: 'C’est un pauvre esprit et jugement, comme tous ces Hollandais, au reste bon homme' ('Het is geen hoogvlieger, en net als bij alle Hollanders stellen zijn oordelen niet veel voor, maar het is een aardige vent'). Dit verhinderde Merula niet Scaligers portret te schilderen; het is het enige portret dat van Merula’s hand bekend is.
Op 24 februari 1597 volgde Merula Janus Dousa (1545-1604) op als bibliothecaris van de universiteit. In 1602/03 was hij rector magnificus. Tijdens zijn professoraat verzamelde hij meer dan 7.000 documenten voor zijn Historia Belgica (Geschiedenis van de Nederlanden), voornamelijk met betrekking tot de strijd tegen Spanje, en gaf hij de autobiografieën uit van Erasmus van Rotterdam (circa 1466-1536) en Leidse hoogleraar in de theologie Franciscus Junius (1545-1602). Hij vervaardigde ook een chronologisch compilatiewerk van meer dan 1.000 bladzijden over de wereldgeschiedenis, de Tydt-Threzoor, voortgezet en uitgegeven door zijn zoon Willem. Tenslotte stelde hij als eerste in de Nederlanden een aardrijkskundige wereldbeschrijving samen, de Cosmographia generalis, en publiceerde hij geografische verhandelingen over afzonderlijke Europese landen.
Zijn historische studies over de Opstand bood hij aan de Staten-Generaal aan, met het verzoek tot officiële historieschrijver van het land te worden benoemd. Hij kreeg die titel inderdaad op 21 december 1598, maar de bewuste handschriften werden niet uitgegeven omdat er geheime stukken in stonden en ze zijn sindsdien zoekgeraakt; alleen een uittreksel van deel 2 over de jaren 1555-1567 wordt in het Utrechts Archief bewaard. Wel schreef hij in die functie nog tal van verhandelingen over de geschiedenis en staatsinrichting van de Republiek, waarop latere historici voortborduurden. Anderhalf jaar eerder, op 20 maart 1597, was hij door de Staten van Gelre al tot historieschrijver van Gelderland benoemd. Zijn werk over de geschiedenis van Gelderland bleef onvoltooid, maar werd overgenomen en voortgezet door Johannes Isacius Pontanus (1571-1639) die in 1639 zijn Historiae Gelricae libri XIV publiceerde.
Door zijn vele werkzaamheden en verplichtingen raakte Merula overwerkt en kreeg hij problemen met zijn gezondheid. Samen met zijn vrouw vertrok hij naar Rostock aan de Oostzee om weer op krachten te komen bij zijn schoonfamilie. Zijn schoonvader had zich daar namelijk indertijd gevestigd en zijn zwager Johannes Albertus Buys was er stadssecretaris. Toen zijn gezondheid na twee maanden weer hersteld was en hij naar de Republiek wilde terugkeren, kreeg hij een hevige interne bloeding waaraan hij enkele dagen later bezweek. De lijkrede die Johannes Kirchmann (1575-1643) bij zijn begrafenis in de St. Jacobskerk hield, werd pas in 1672 uitgegeven.
Merula liet vele onvoltooide of ongepubliceerde handschriften na, waarvan er in de loop van de eeuw verscheidene door zijn zoon Willem of door leerlingen, collega’s en bevriende geleerden werden uitgegeven. Een van zijn onuitgegeven geschriften, Fasti Dordraceni et descriptio Dordraci, was een geschiedenis en plaatsbeschrijving van Dordrecht. Hij droeg het op Nieuwjaarsdag 1606 aan de stadsregering op. Balen noemt het nog in 1677, maar het is onbekend waar het zich nu bevindt.
Belangrijkste geschriften
Manier van procederen in de Provintiën van Holland, Zeeland ende West- Vriesland, belangende civile zaaken (Leiden 1592, Den Haag 1619, 1631, 1681, Delft 1705; vernieuwde uitgave Leiden 1741, 1784); Latijnse versie: Synopsis praxeos civilis (Den Haag 1613).
Urbis Romae delineatio, et methodica ex variis authoribus descriptio (Leiden 1599), vertaald als Beschrijv[inge]van het oude Rome (Amsterdam 1650).
Uitgave van: Eutropii Historiae Romanae libri X et Pauli Diaconi libri XVIII (Leiden 1592, 1594); Ennii Annalium libri XVIII (Leiden 1595); Vita Francisci Junii, Beturicensis, ab ipsomet Junio scripta (Leiden 1595, Genève 1602); Willerami Abbatis in Canticum Canticorum paraphrasis genuina (Leiden 1596, 1598); Vita Joannis Capnionis, cum ejusdem epistolarum libris (Leiden 1642).
Fidelis et succincta rerum adversus Angelum Merulam tragice ab inquisitoribus gestarum commemoratio (Leiden 1604); Nederlandse vertaling door Willem Merula: Kort ende getrou verhael van alle ‘t gene den tijdt van vier jaeren ende meer bitterlick deur de kettermeesters gehandelt is tegens Angelum Merulam (Leiden 1604). Hierin ook de genealogie van de familie Merula.
Placaten ende ordonnantien van de wildernissen ende jachtbedrijf (Den Haag 1605; Groningen 1672).
Vita Desiderii Erasmi, ex ipsius manu fideliter repraesentata. Additi sunt epistolarum ipsius libri duo (Leiden 1607).
Cosmographia generalis libri tres, item Geographiae particularis libri quatuor (Amsterdam 1605, 1621, 1636); hierbij: Italia, Gallia et Hispania (Amsterdam 1636).
Tydt-threzoor, ofte kort ende bondich verhael van den standt der kercken ende de wereltlicke regieringen; vervattende beneffens de successie der pausen, patriarchen, eerst-bisschoppen, bisschoppen, etc. keysers, koningen, vorsten, princen, etc. geestelycke ordens, vermaerde schrijvers, ketters etc. de gedenckwaerdichste geschiedenissen over den ganschen aertbodem, van Christi geboorte af tot den tegenwoordigen jare 1614 met groote vlydt ende naersticheydt opgezocht ende by een gestelt, den tijdt omtrent van twaelf hondert jaren; door Paullum Merulam J.C. [Juris Consultus] historie schrijver der Vereenichde Nederlanden. voltrocken ende vervolght van den jare MCC tot den tegenwoordige jare MDCXIIII by synen soon Gulielmum Merulam (Leiden 1614, 1627, 1639).
Diatriba de statu Reipublicae Batavicae, cum Libello de Republica atque urbibus Hollandiae (Leiden 1618), uitg. door Joachim Meursius; nieuwe uitg. door Petrus Scriverius (‘s-Gravenhage 1630); heruitgave als Commentariolus de statu Confoederatarum Provinciarum Belgii (‘s-Gravenhage 1650, 1659, 1668); Nederlandse vertaling door Marcus Zuerius van Boxhorn, Kort verhael van de Republijck van Hollant (Leiden 1650).
Opera posthuma de Natura Reipublicae Batavicae: accessere Dominici Baudii Orationes omnes (Leiden 1625); vertaald als Oratie handelende van de natuer, aerdt ende eygenschap der Batavischen Republijcks (Enkhuizen 1642)
Dissertatio de Maribus, achter de verhandeling van Hugo Grotius De Mari libero (Leiden 1623, 1633).
Disquisitiones politicae id est sexaginta casus politici ex omni historiâ selecti (‘s-Gravenhage 1651).
De Romanorum Comitiis et Praemiis, quae militiam sequebantur. Opuscula posthuma (Leiden 1675), uitg. door Johannes Boschius.
Opera varia posthuma juxta Autographum cum amplissimo indice edita et recensita (Leiden 1684).
Bronnen en literatuur
Universiteitsbibliotheek Utrecht, Bijzondere Collecties, Collectie Merula: handschriften, verhandelingen en brieven betreffende de familie Merula (1555-1604). Vele andere brieven van en aan Merula bevinden zich in het Regionaal Archief Dordrecht, in universiteitsbibliotheken, met name in Amsterdam, Leiden en Oxford (Bodleian), in het Utrechts Archief en in de Koninklijke Bibliotheek.
Balen, I, p. 209, 358.
Van der Aa, XII: 2, p. 675-680.
Allgemeine Deutsche Biographie, XXI (Leipzig 1885), p. 476 (F. Eyssenhardt).
NNBW, II, kol. 902-904 (Paullus Merula); VII, kol. 859-863 (Angelus Merula).
J. Kirchmannus, In funere Pauli Merulae, historiarum professoris in academia Batavorum oratio, in qua de vita scriptisque ejus disseritur (Leiden 1672).
J.H. Hofman, Iets over Paulus Merula, geschiedschrijver van Gelderland, in: Bijdragen en mededeelingen van het Historisch Genootschap, 9 (1886), p. 478-479.
J.B. Kan, Paullus Merula, in: Bijdragen voor vaderlandsche geschiedenis en oudheidkunde, reeks 4, deel 1 (1900), p. 101-115.
S.P. Haak, Paullus Merula 1558-1607 (Zutphen 1901) [proefschrift Leiden].
A. van de Bunt, Gelderse historieschrijvers, II: Paullus Merula, in: Gelders oudheidkundig contactbericht, LV (1972), p. 1-16.
Auteur
Willem Frijhoff (januari 2015)