Jan Leendert van Dalen

24-07-1864 (Dordrecht) — 01-01-1936 (Dordrecht)
Archivaris Jan Leendert van Dalen in zijn werkkamer op het archief, lezende in de verzamelde werken van Jacob Cats.

Foto H.J. Tollens

Archivaris Jan Leendert van Dalen in zijn werkkamer op het archief, lezende in de verzamelde werken van Jacob Cats

Regionaal Archief Dordrecht

circa 1912

Geboren te Dordrecht op 24 juli 1864, overleden te Dordrecht op 1 januari 1936. Oudste zoon van Huig van Dalen (1842-1919), timmerman, later koekbakkersknecht, en Margrietha Schouten (1846-1886).

Trouwde op 29 juli 1887 met Geertje Nievervaart (1866-1946). Uit dit huwelijk werden drie kinderen geboren:
- Huig (later Hugo, 1888)
- Antonia (1893)
- Jan Leendert (1895)

Jan Leendert van Dalen heeft naam gemaakt als stadsarchivaris en historicus van Dordrecht. Over zijn jeugd is weinig bekend, maar duidelijk is dat hij van jongs af aan een geweldige gedrevenheid bezat en zeer begaafd was. Wegens zijn pedagogische talenten werd hij als leerling in de hoogste klas van de openbare lagere Hofschool al regelmatig ingezet om zieke leraren te vervangen. Vanaf zijn twaalfde was hij (aspirant-)kwekeling, nog voor zijn negentiende verjaardag had hij een benoeming tot onderwijzer op zak. Vervolgens behaalde hij zijn onderwijsbevoegdheid Frans (1888) en Nederlands (1894) voor het middelbaar onderwijs, waarmee hij les ging geven aan de cursussen voor de hoofdakte in Dordrecht en Rotterdam.

In de schaarse vrije tijd die Van Dalen naast het lesgeven en studeren restte, verdiepte hij zich in de lokale geschiedenis. Vanaf 1888 schreef hij daar wekelijks een stukje over in de Dordrechtsche Courant, vele onder de serietitel Dordtsche schetsen. De auteur schreef ze als Jan van de Maas, al was alom bekend wie er achter dit pseudoniem schuilging. Ook in andere media publiceerde de ijverige onderwijzer artikelen en historische novellen. Om zijn stukjes te kunnen schrijven, werd hij een frequent bezoeker van het Dordtse gemeentearchief, dat sinds 1885 als afzonderlijke dienst bestond. Toen de functie van archivaris in 1891 vacant werd, kwam hij als derde op de voordracht voor een opvolger, maar viste achter het net. Toen de Dordtse archivaris mr. dr. J.C. Overvoorde een decennium later naar het archief van Leiden overstapte, kreeg autodidact Van Dalen alsnog de vurig begeerde post.

Van Dalen, opvallend klein van postuur, zette als archivaris het onderzoek voort dat hem tot een grote speler in de Dordtse geschiedenis zou maken. De Groote Kerk (Onze Lieve Vrouwenkerk) te Dordrecht (1927) en de Geschiedenis van Dordrecht (1931-1936) gelden als zijn belangrijkste publicaties. Het boek over de Grote Kerk kon worden uitgegeven met behulp van een waarborgfonds ter gelegenheid van zijn 25-jarig ambtsjubileum. Met deze publicatie werd een vurige wens van hem realiteit. De stadsgeschiedenis verscheen oorspronkelijk in vijftien afleveringen. In 1987 kwam er een fotomechanische herdruk in twee delen. Van Dalen bouwde voor zijn stadsgeschiedenis voort op zijn schetsen, die hij op grote schaal reproduceerde in hoofdstukken en paragrafen. Deze opzet is de evenwichtigheid in de omvang en opbouw niet ten goede gekomen. Over het algemeen zijn de stukken die speciaal werden geschreven om de oorspronkelijke schetsen in een samenhangend geheel in te vlechten historisch minder betrouwbaar. Hoewel op onderdelen verouderd, is de ‘dikke Van Dalen’ met zijn 1200 bladzijden nog altijd een onmisbaar overzichts- en naslagwerk voor een ieder die zich in de Dordtse geschiedenis verdiept.

Van Dalens stadsgeschiedenis legt getuigenis af van zijn grote taalvaardigheid en lokaalhistorische kennis. Ondanks de talrijke opsommingen draagt het werk als geheel het stempel van een zeer persoonlijke stijl. Waardeoordelen schuwde hij niet. Zijn zelfstandigheid van geest had ook keerzijden. Bij tal van gelegenheden bleek hoezeer Van Dalen overtuigd was van de juistheid van eigen visie en correctie noch tegenspraak duldde. Waagde iemand het met hem van mening te verschillen, dan gaf hij hem er mondeling of schriftelijk in sarcastische bewoordingen fel van langs. Zijn gebrek aan tact bezorgde hem vele vijanden. Bij zijn jubilea in 1926 als archivaris en in 1933 als ambtenaar bleek echter dat zijn hulpvaardigheid en publicaties hem ook een grote schare bewonderaars hadden opgeleverd.

Als archivaris beperkte Van Dalen zich niet tot onderzoek doen en publiceren. Hij leverde een belangrijke bijdrage aan de kennis van de grafelijke tijd door het stadsarchief over de periode 1200-1572 te inventariseren. Nadat dit werk in 1909 in druk was verschenen, volgde drie jaar later een uitvoerige regestenlijst met alle oorkonden uit die tijd. Hij verplichtte bovendien vele genealogen aan zich door namenklappers samen te stellen op de doop-, trouw- en begraafregisters. In 1917 verhuisde het archief van het pand op de hoek Grotekerksbuurt-Grotekerksplein naar nieuwbouw aan het Stek, waar Van Dalen zeer over te spreken was. Het publieksbereik nam daar sterk toe door grotere bekendheid, betere faciliteiten, ruimere openingstijden en kleine tentoonstellingen.

Geschiedenis en cultuur vulden het leven van Van Dalen. Hij bezat een warme belangstelling voor muziek en kunst. Tot zijn blijdschap ontwikkelde zijn oudste zoon Hugo zich tot een beroemd pianist en trouwde zijn dochter met kunstschilder Jan Th. Giesen. Als lid van de Dordtse Kunstkring onderhield hij nauwe contacten met plaatselijke kunstenaars. Vele jaren was hij conservator voor de Vereniging Oud-Dordrecht (1903-1922), die een oudheidkundig museum had in de Groothoofdspoort (later ondergebracht in Museum Huis Van Gijn). Zijn huis aan de Toulonselaan puilde uit van schilderijen, prenten, boeken, antieke voorwerpen en postzegels; voor een deel van zijn verzameling huurde hij noodgedwongen elders opslagruimte. Zijn brede belangstelling ten spijt, was hij qua persoonlijkheid uitgesproken conservatief. Hij ging vrijwel altijd gekleed in jacquet en tooide zich jarenlang met een hoge hoed. Het oude en vertrouwde had hij lief, zodat het vele koperwerk in zijn huis moest blijven glimmen zonder dat de dienstbodes daarvoor moderne glansmiddelen mochten gebruiken. Op levensbeschouwelijk gebied vond hij aansluiting bij de vrijmetselarij; hij was jarenlang actief in loge La Flamboyante. Blijkens het bevolkingsregister liet hij zich op enig moment schrappen als lid van de Nederlandse Hervormde Kerk. De vurige Oranjeklant is politiek, hoewel niet erg geïnteresseerd, waarschijnlijk het best in te delen bij de rechterflank van de liberalen.

Van Dalens liefde voor zijn stad was zo hartstochtelijk dat deze gepaard ging met blikvernauwing. Was Rotterdam in het verleden de voornaamste handelsconcurrent van Dordrecht, Van Dalen zette de strijd met de erfvijand geharnast voort. Zwaar viel het hem dat zijn opvolger, J.J. Beyerman, nota bene lid werd van het Rotterdamse historisch genootschap De Maze. 'Een Dordtsche archivaris behoort niet thuis in den kring van de grootste parasiet van Nederland, die Dordt op allerlei wijzen belaagt', hield hij hem voor. Het hielp niet. In de plaatselijke pers moest hij lezen dat Beyerman het genootschap had uitgenodigd een vergadering in Dordrecht te houden, waar het gezelschap was rondgeleid in het voormalige heiligdom van Van Dalen.

Inmiddels had het gemeentebestuur, dat in de crisistijd drastisch moest bezuinigen, Van Dalen namelijk eervol ontslagen. Omdat de Archiefwet geen leeftijdsontslag kende en hij mentaal volstrekt nog niet toe was aan pensionering, wilde de bijna 70-jarige archivaris niet van pensionering weten. De strijd was echter ongelijk en Van Dalen moest per 1 augustus 1934 het veld ruimen. Verbitterd leefde hij nog een kleine anderhalf jaar, vooral binnen de muren van zijn studeerkamer. In het gemeentearchief zette hij nooit meer een voet, omdat hij het niet kon verteren dat zijn parttime opvolger op 'zijn' plaats zat. Enkele hartaanvallen maakten op nieuwjaarsdag 1936 een eind aan zijn leven. Op zijn graf kwam een steen waarop een opengeslagen exemplaar van zijn levenswerk de Geschiedenis van Dordrecht was gebeiteld.

Bronnen en literatuur

Jan Alleblas, Jan Leendert van Dalen (1864-1936). Leven en werken (Schiedam 1987) (met een globale bibliografie).
J.J. Beyerman, In memoriam J.L. van Dalen (1864-1936), in: Nederlandsch Archievenblad 43 (1935-1936) p. 76-77.
J.J. Beyerman, Jan L. van Dalen 100 jaar geleden geboren, in: Dordrechtsch Nieuwsblad  11 juli 1964.
Niels van Driel, Het zal bij ons heel veilig staan. Een eeuw archief op het Stek, in: Oud-Dordrecht. Tijdschrift van de Vereniging Oud-Dordrecht 32 (2014) nr. 3, p. 244-253.

Auteur

Niels van Driel (januari 2015)

Deze website maakt gebruik van cookies en daarmee vergelijkbare technieken om een optimale gebruikerservaring te bieden. Je kunt je voorkeuren aanpassen.

Deze cookies zorgen ervoor dat de website naar behoren werkt. Deze cookies kunnen niet uitgezet worden.
Deze cookies zorgen ervoor dat we het gebruik van de website kunnen meten en verbeteringen door kunnen voeren.
Deze cookies kunnen geplaatst worden door derde partijen, zoals YouTube of Vimeo.
Deze cookie stellen onze advertentiepartners in staat om doelgerichter informatie te kunnen aanbieden.

Door categorieën uit te zetten, kan het voorkomen dat gerelateerde functionaliteiten binnen de website niet langer correct werken. Het is altijd mogelijk om op een later moment de voorkeuren aan te passen.