Deze website maakt gebruik van cookies en daarmee vergelijkbare technieken om een optimale gebruikerservaring te bieden. Je kunt je voorkeuren aanpassen.

Deze cookies zorgen ervoor dat de website naar behoren werkt. Deze cookies kunnen niet uitgezet worden.
Deze cookies zorgen ervoor dat we het gebruik van de website kunnen meten en verbeteringen door kunnen voeren.
Deze cookies kunnen geplaatst worden door derde partijen, zoals YouTube of Vimeo.
Deze cookie stellen onze advertentiepartners in staat om doelgerichter informatie te kunnen aanbieden.

Door categorieën uit te zetten, kan het voorkomen dat gerelateerde functionaliteiten binnen de website niet langer correct werken. Het is altijd mogelijk om op een later moment de voorkeuren aan te passen.

Jan Andries Bergmeijer

09-10-1854 (Dordrecht) — 06-11-1941 (Amsterdam)
Portret van Jan Andries Bergmeijer

Portret van Jan Andries Bergmeijer

Jan Andries Bergmeijer werd geboren in Dordrecht op 9 oktober 1854 en overleed in Amsterdam op 6 november 1941. Hij was het enig kind uit het op 26 november 1851 te Dordrecht gesloten huwelijk van Jan Willem Bergmeijer, zeeman (Dordrecht 19 mei 1827-Dordrecht 18 juli 1870) en Johanna Hendrika Nedermeijer (Dordrecht 13 april 1826-Dordrecht 27 juni 1888).

Huwelijk te Dordrecht op 10 september 1884 met Elisabeth Scharloo (Dubbeldam 9 juni 1859-Dordrecht 19 mei 1921). Elisabeth was de dochter van Jan Scharloo (Dordrecht 10 maart 1807-Dordrecht 31 december 1863) en Heiltje Vogels (Dordrecht 25 juni 1819-Dordrecht 3 mei 1864). Uit dit huwelijk werd een drietal kinderen geboren:
- Jan Willem (Dordrecht 10 oktober 1885-Dordrecht 25 maart 1891)
- Irene Hendrika Elisabeth (Dordrecht 12 april 1892-? 1974)
- Jan Willem Gerard Hendrik (Dordrecht 22 augustus 1894-Dordrecht 12 april 1896).

Dochter Irene trad op 13 juli 1916 te Dordrecht in het huwelijk met de latere SDAP- en PvdA-voorman Jacobus Jan (Koos) Vorrink (1891-1955). Uit hun huwelijk werd de latere PvdA -minister Irene Vorrink (1918-1996) geboren.

Jan Andries Bergmeijer was hulponderwijzer, onderwijzer, bestuurder, gemeenteraads- en Statenlid, vertaler en publicist. Hij was een overtuigd atheïst, vrijdenker, vakbondsman en tegenstander van door de overheid gesubsidieerd bijzonder onderwijs. Bergmeijer was aanvankelijk liberaal maar werd een van de voortrekkers van de socialistische beweging aan het einde van de negentiende en het eerste kwart van de twintigste eeuw. Hij was een meeslepend spreker. Bergmeijer had zitting in talloze besturen, waaronder het partijbestuur van de SDAP. Zijn persoonlijk leven kende vele problemen en zorgen: hij verloor twee jonge kinderen, zijn echtgenote werd opgenomen in een psychiatrische inrichting en zijn uitgesproken atheïsme en radicale politieke denkbeelden maakten het hem onmogelijk werk op zijn opleidingsniveau te vinden.

Bergmeijer volgde lager onderwijs aan de stadsarmenschool in de Vriesestraat. Toen hij 15 jaar was, overleed zijn vader. Zijn moeder was analfabeet en verdiende de kost door naai- en verstelwerk. Jan werd ‘kweekeling’ op de stadsarmenschool die hij zelf had doorlopen. Hier volgde hij een opleiding tot onderwijzer en behaalde er zijn onderwijzersakte (1872). De opleiding was een praktijkopleiding verzorgd door de hoofdonderwijzer. De vanaf 1857 opkomende opleidingsscholen voor onderwijzers, de zogenaamde ‘kweekscholen’ of ‘normaalscholen’ waren voor Bergmeijer onbereikbaar. Hij gaf na zijn diplomering les in Hendrik-Ido-Ambacht en bleef er tot 1877 om na een korte aanstelling in Zwijndrecht in 1878 naar Dordrecht terug te keren. In datzelfde jaar behaalde hij de akte voor hoofdonderwijzer en kreeg een aanstelling op een ‘gemengde school’: een school met betalende en niet-betalende leerlingen. Hij bleef hier tot zijn pensionering in 1922.

Bergmeijer leerde door zelfstudie Engels, Duits en Frans lezen. Die kennis had hij nodig voor zijn geschiedenisstudie. Op 28-jarige leeftijd slaagde hij voor de MO-akte geschiedenis. Hij slaagde er tot zijn grote frustratie echter nooit in een aanstelling als leraar geschiedenis in het middelbaar onderwijs te verwerven. Belangrijkste oorzaken waren zijn atheïsme en zijn politieke opvattingen die hij niet onder stoelen of banken stak. Zijn kennis van de geschiedenis zou hij later gebruiken als redacteur en als schrijver van bijdragen over geschiedenis en socialisme in Recht voor allen, de Sociale gids en de Almanak van de Socialistenbond, voorheen de Sociaal-Democratische Bond van Ferdinand Domela Nieuwenhuis (1846-1919). Zijn redacteurschap van Recht voor allen bracht minister van Binnenlandse Zaken Goeman Borgesius (1847-1917) ertoe de liberale Dordtse burgemeester Zimmerman (1869-1936) om inlichtingen te vragen (1899). De burgemeester meldde dat Bergmeijer weliswaar had geweigerd de inhuldiging van Wilhelmina (1898) te vieren, maar dat zijn kennis, welsprekendheid, ijver en plichtsbetrachting boven elke twijfel verheven waren.

Zijn vakbondsactiviteiten begon hij in 1881 toen hij zich aansloot bij de Vereniging van Onderwijsgezelschappen. Ook werd hij lid van de Dordtse liberale kiesvereniging Burgerplicht. Hij sloot zich eveneens aan bij de Nederlandsche Bond voor Algemeen Kies- en Stemrecht. In september 1882 was Bergmeijer voorzitter van een bijeenkomst van deze bond in Dordrecht, waar Domela Nieuwenhuis een rede hield. Domela maakte een grote indruk op hem.

Hoewel zelf geen kandidaat bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1891, overvleugelde de liberale Bergmeijer zijn opponenten door zijn belezenheid en welsprekendheid. De liberale overwinning die volgde, verschafte hem weinig vreugde: de liberalen gaven belastinghervorming prioriteit boven het algemeen kiesrecht. Teleurgesteld sloot hij zich aan bij de SDB van Domela Nieuwenhuis. In 1893 verbood de rechter deze revolutiegezinde partij. De SDB werd daarom omgedoopt in Socialistenbond (SB). In 1894 werd de Sociaal- Democratische Arbeiders Partij (SDAP) opgericht. Van die partij moest Bergmeijer aanvankelijk niets hebben. De ideologische discussie interesseerde hem minder dan de praktische klassenstrijd. De SDAP wilde vooral het privaatbezit afschaffen maar de Dordtse afdeling van de SB gaf voorrang aan de strijd om de achturige werkdag. Ondanks hun verschil van inzicht - Domela ontwikkelde zich steeds meer in anarchistische richting - bleef de verhouding tussen Bergmeijer en Domela goed. De moeilijk op te voeden stiefzoon van Domela, George Rhijnvis Feith (1884-1922), werd in 1896 zelfs enkele jaren in het gezin Bergmeijer opgenomen.

Het vakbondswerk had steeds zijn aandacht. Bergmeijer richtte in 1891 met collega J.H.F. van Zadelhoff (1868-1946) de Bond van Nederlandsche Onderwijzers (BvNO) op en vervulde lange tijd het voorzitterschap van de afdeling Dordrecht, alsook van de in 1890 opgerichte Sociaal-Democratische Onderwijzers-Vereeniging. Om de plaatselijke arbeidersbeweging te coördineren en tot samenwerking te brengen richtte Bergmeijer op 1 mei 1896 de Dordrechtsche Bestuurders Bond (DBB) op die zich ook openstelde voor niet-socialisten. Hier vervulde hij tot 1898 het secretariaat en daarna tot 1914 het voorzitterschap. De bond was niet socialistisch maar ontwikkelde zich gaandeweg wel in die richting.

De relatie met Domela Nieuwenhuis verslechterde door toenemend verschil van inzicht. Voor Bergmeijer stond het vakbondswerk voorop, ‘het parlementarisme staat mij daarbij leelijk in de weg’ schreef hij Domela. De nieuwe kieswet van minister Van Houten (1837-1930) bracht nieuwe mogelijkheden (1896). Ruim 50% van alle mannen van 25 jaar en ouder kreeg kiesrecht. Om te mogen stemmen moest men een zekere welstand hebben en kunnen lezen en schrijven. Voor het eerst deed zich de mogelijkheid voor om representanten van de arbeiders in vertegenwoordigende lichamen te kiezen. Bergmeijer werd ook lid van de werkliedenkiesvereniging Volksbelang.

Najaar 1897 richtte hij de Coöperatieve Broodbakkerij en Verbruiksvereeniging Vooruit op, die een succes werd. De winst was deels bestemd voor de strijd van de arbeidersbeweging. Pas in 1936 gaf Bergmeijer het voorzitterschap van Vooruit op. Het was zijn laatste functie in de arbeidersbeweging. Begin 1899 nam zijn onvrede over de Socialistenbond toe. De rol van Domela beschouwde hij als uitgespeeld en de SB leek in verval. Bergmeijer spande zich in, maar voor de SDAP (‘een troepje bourgeois’), voelde hij nog weinig. Toen echter SDAP-voorman mr. Pieter Jelles Troelstra (1860-1930) contact met hem zocht en Recht voor allen, het dagblad van de SB, nog slechts wekelijks kon verschijnen, bracht hij een fusie tot stand tussen SB en SDAP. Op het Internationaal Socialistisch Congres in Amsterdam van 1904 (de Tweede Internationale) stelde Bergmeijer zich achter de orthodox-marxistische ideeën van August Bebel (1840-1913).

In 1906 werd het vijftigjarig jubileum van De Vrije Gedachte gevierd, een vereniging van vrijdenkers opgericht in 1856 onder de naam De Dageraad. Bergmeijer was lid van deze vereniging. Bij die gelegenheid wees hij op de grote betekenis die het lezen van La vie de Jésus (1835) van theoloog en filosoof David Friedrich Strauss (1808-1874) voor hem had gehad. Rationalist Strauss beschreef het leven van Jezus als het leven van een historische joodse figuur en wilde laten zien dat andere auteurs zijn leven opsierden met mythen. Over het christendom liet Bergmeijer zich steeds in de meest laatdunkende termen uit.

De Dordrechtsche Bestuurdersbond ontwikkelde zich nu onder leiding van Bergmeijer in parlementaire richting en sloot zich aan bij het in 1906 opgerichte Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV). De erbarmelijke werkomstandigheden van de steenhouwers deden hem en anderen in actie komen. Hun inspanningen werden beloond met de Steenhouwerswet (1911) die veel verbeteringen bracht. Bergmeijer werd in 1914 gekozen in het partijbestuur van de SDAP waar hij diende tot 1929. Ook was hij vanaf 1923 actief in de Arbeiders Jeugd Centrale (AJC). Na zijn pensionering (1922) was hij gemeenteraadslid tot 1935 en was hij meerdere perioden lid van de Zuid-Hollandse Staten. In 1940 trok Bergmeijer in bij dochter Irene in Amsterdam, die hem tot zijn dood verzorgde.

Enkele publicaties


De staking der machinisten en stokers op de Rijnvaart, in: De nieuwe tijd (1900), p. 242-256.
James’ geschiedenis der Fransche revolutie (Amersfoort 1905).
Het Christus-probleem, in: De dageraad. Geschiedenis, herinneringen en beschouwingen 1856-1906 (Amsterdam 1906), p. 162-169.
De fusie van S.D.A.P en Socialistenbond, in: Gedenkboek ter gelegenheid van het vijf en twintigjarig bestaan van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij in Nederland (Amsterdam 1919), p. 135-137.
Fr. Nietzsche, De wil tot macht (vertaling, Amsterdam z.j.).

Literatuur

C.H. Wiedijk, Jan Andries Bergmeijer, in: Woordenboek van het socialisme en de arbeidersbeweging in Nederland (BWSA,) deel 5 (1992), p. 11-16.
J. Alleblas, Jan Andries Bergmeijer. Pionier van de moderne arbeidersbeweging (Dordrecht 1989) (Regionaal Archief Dordrecht, Handschriftenverzameling nr. 2826).
Yvonne M. Schutrups, Jan Andries Bergmeijer (1854-1941), een socialistische volksonderwijzer uit Dordrecht (doctoraalscriptie Erasmusuniversiteit Rotterdam 2006) (Regionaal Archief Dordrecht, Archiefbibliotheek nr. 34114.
J.F. Meyer, J.A. Bergmeijer, onderwijzer, vakbonds- en kiesrechtman, socialistisch propagandist (1854-1941). (Amsterdam z.j.).

Auteur

Roel Leentvaar (januari 2018)