Jacques Fabrice Herman Perk

10-06-1859 (Dordrecht) — 01-11-1881 (Amsterdam)
Portret van Jacques Perk door Fr. Bruckman te München zoals opgenomen in de eerste druk van zijn Gedichten uit 1882.

Portret van Jacques Perk door Fr. Bruckman te München zoals opgenomen in de eerste druk van zijn Gedichten uit 1882.

Regionaal Archief Dordrecht

Geboren Dordrecht 10 juni 1859, overleden Amsterdam 1 november 1881. Oudste van vier kinderen (allen geboren te Dordrecht) van ds. Marie Adrien Perk (1834 - 1916), predikant van de Waalse Kerk en letterkundige en jonkvrouw Justine Georgette Caroline Clifford Kocq van Breugel (1835 - 1900).


De dichter Jacques Perk wordt beschouwd als de voorloper van de negentiende-eeuwse Beweging van Tachtig waartoe ook Willem Kloos (1859-1938), Albert Verweij (1865-1937), Lodewijk van Deyssel (1864-1952), Herman Gorter (1864-1927) en Frederik van Eeden (1860-1932) behoorden. Zijn invloed op deze beweging is onmiskenbaar groot hoewel Perk reeds stierf voor die beweging tot ontwikkeling kwam. Perk overleed zonder ook maar één verzenbundel te hebben gepubliceerd.


Perks' vader leek in weinig op de spreekwoordelijke kleinburgerlijke negentiende-eeuwse dominee. Hij was vrijzinnig en had letterkundige belangstelling. Jacques kwam hierdoor vroeg in aanraking met de literatuur. Dominee Perk en zijn vrouw vestigden zich eerst op de Voorstraat nabij de Kleine Appelsteiger schuin tegenover de Munt en vervolgens verhuisden ze naar een woning in de Lange Breestraat. Hier werden Jacques (1859) en zijn zusje Dora (1860) geboren. In 1862 verhuisde het gezin naar een woning aan de Wijnstraat 168 nabij de Wijnbrug waar Jet (1863) en Amalia (1868) werden geboren. Toen hij vier jaar was ging hij naar de bewaarschool van juffrouw Itz. Op vrije middagen verbleef hij bij voorkeur bij de familie Van Deventer aan het Steegoversloot waar meer was toegestaan dan thuis. De overgang naar de lagere school van meester Rottier verliep niet rimpelloos. Hij had moeite zich te voegen in het straffe klassenverband. Zijn vroege jeugd bracht Jacques dus door in Dordrecht.


Dominee Perk werd in 1868 naar Breda beroepen en aanvaardde dit beroep. In 1872 vestigde de familie zich in Amsterdam waar Jacques de HBS bezocht met de bedoeling later officier te worden. Hij onderging de invloed van zijn leraar Nederlands dr. Willem Doornbos (1820- 1906) die Jacques' literaire belangstelling stimuleerde. Teleurgesteld in de HBS- opleiding verliet hij die in 1877 met instemming van zijn vader. Die gaf hem daarop privéles in Latijn en Grieks met het oog op een mogelijke universitaire studie. In de winter van 1878 kreeg Perk een gevaarlijke bloedspuwing. Dit zou een voorbode blijken te zijn van de longkwaal, waaraan hij zou overlijden. Enigszins opgeknapt vond hij korte tijd werk bij het Algemeen Handelsblad waar hij Franse correspondentie vertaalde. Hierna hervatte hij zijn studie voor het staatsexamen, nu met het idee rechten te gaan studeren. In 1880 slaagde hij en schreef zich in aan de Gemeente-Universiteit van Amsterdam als student rechten.


Hij schreef vele, meestal korte gedichten, vaak opgedragen aan zijn ongelukkige jeugdliefde voor Marie Champury (1858-1917), de dochter van zijn leraar Frans. Hun relatie heeft geduurd van eind 1876 tot maart 1878. De ouders van Marie hadden voor hun dochter echter een heel andere huwelijkskandidaat voor ogen dan een geëxalteerde jongeman die zijn middelbare school niet had afgemaakt. Perk schreef daarop een (ongepubliceerd) toneelstuk in vijf bedrijven getiteld Herman en Martha. In dit stuk wordt de liefde tussen de hoofdpersonen gefnuikt door de ouders.


Nadat duidelijk was geworden dat een verbintenis met Marie er niet inzat trachtte hij - een typisch romantisch gebaar - aan te monsteren op de walvisvaarder 'Willem Barentsz' om deel te nemen aan een expeditie naar de Noordpool. Er was echter geen behoefte aan een extra bemanningslid. In de zomer van 1879 leerde hij in Laroche in de Belgische Ardennen de negentienjarige Mathilde Thomas (1858-1947) kennen. De twee hebben niet meer dan enkele dagen in elkaars gezelschap verkeerd maar Mathilde inspireerde Perk zodanig dat hij de ervaringen en gevoelens die hij tot dan toe had beleefd, poëtisch vorm kon geven. De dichterlijke vrucht van deze ontmoeting werd de bekende Mathilde-cyclus. De cyclus bestaat uit een groot aantal streng vormgegeven sonnetten die in vier afdelingen zijn geordend.


Belangrijk was Perks' korte vriendschap met Willem Kloos die begon op 15 mei 1880 toen zij elkaar ontmoetten. Kloos had een dramafragment getiteld Rhodopis gepubliceerd in het tijdschrift Nederland, wat voor Perk aanleiding was zijn oude schoolgenoot in de Kalverstraat aan te spreken. Dezelfde avond bezocht Kloos Perk op diens studentenkamer. Tussen hen ontstond een intieme, homo-erotisch getinte vriendschap. Zo wierp Perk een blonde lok in Kloos' brievenbus. Kloos bewaarde deze lok tot aan zijn dood en zij schreven elkaar liefdesgedichten. Kloos was geïmponeerd door Perks bezielde en gevoelvolle taalgebruik. Jacques verbrak de vriendschap echter in april 1881 vooral vanwege Kloos' veeleisendheid en diens voortdurende en opdringerige aanwezigheid. Hoe scherp de breuk was werd een half jaar later duidelijk door de houding van Perk op diens sterfbed: hij wilde Kloos niet zien en weigerde fruit dat door hem was bezorgd.


Jacques vatte na de breuk met Kloos liefde op voor zijn derde vrouwelijke object van verering: de drie jaar oudere, om haar schoonheid befaamde en reeds verloofde Joanna Blancke (1856-1937). Voor haar schreef Perk het bekende gedicht Iris. Behalve uit zijn verliefdheden putte Perk inspiratie uit het werk van de Engelse romantische dichters Keats (1795-1821), Wordsworth (1770-1850) en Shelley (1792-1822). Zo is bijvoorbeeld het bekende gedicht Iris geïnspireerd op Shelley's Cloud, zowel naar inhoud als naar vorm. Perk had het plan zijn Mathilde-cyclus om te werken tot een Joanna-cyclus. Daarvan is het niet meer gekomen. Perk is kort als poëziecriticus verbonden geweest aan het tijdschrift Spectator. Hij heeft slechts één kritiek geschreven waarna hij het bijltje er bij neergooide omdat hij er tegenop zag mededichters met kritiek te pijnigen. Eind oktober 1881 werd hij ernstig ziek en reeds binnen enkele dagen bezweek hij aan een longabces. Hoewel hij zijn vroegere vriend al zes maanden niet had gesproken deed Kloos steeds uitvoerig verslag van Perks’ toestand aan zijn relaties. Toen de toestand van Perk ernstig verslechterde en duidelijk werd dat er geen hoop meer was, schreef Kloos op 20 oktober 1881 een alarmerende brief aan schrijver, dichter en vertaler Carel Vosmaer (1826-1888). Kloos eindigde deze wanhopige brief met: 'O God, waarom schijnt de zon nog!'. Het verlossende einde kwam op 1 november 1881.


Al op 19 november 1881 publiceerde Willem Kloos in de Spectator een gevoelvol In Memoriam Jacques Perk. Daarin stelde hij het werk van Perk ver boven de gangbare poëzie van met name Ten Kate (1819-1889), De Génestet (1829-1861) en Beets (1814-1903). Het stuk deed veel stof opwaaien en leidde tot heftige polemieken. Kloos wist met moeite de hand te leggen op de poëtische nalatenschap van Perk. Toen hij in deze opzet was geslaagd nam hij de vrijheid de teksten deels naar zijn hand te zetten. Een jaar na Perks' overlijden verscheen Gedichten (1882), uitgegeven en bezorgd door Kloos met een voorwoord van Carel Vosmaer en een inleiding van Kloos zelf. Deze inleiding wordt algemeen gezien als het manifest van de Beweging van Tachtig. Tegenover de gangbare poëzie van die tijd zette Kloos ideeën als: individuele emotionele expressie, éénheid van vorm en inhoud en l'art pour l'art; dat wil zeggen: kunst wordt alleen beoefend om zich zelfs wil en dient geen ander doel dan de schoonheid. Het klassieke sonnet als versvorm kwam door het werk van Perk sinds lange tijd weer onder de aandacht.

Publicaties

J. Perk, Gedichten, met voorrede van mr. C. Vosmaer en inleiding van W. Kloos (Amsterdam 2003). Complete en geannoteerde uitgave bezorgd door F. R.W. Stolk.


Bronnen en literatuur


NNBW 7, kolom 950-954.
G.H. ’s-Gravesande, De geschiedenis van de Nieuwe Gids (Arnhem 1945 met supplement 1961).
G. Stuiveling, Het korte leven van Jacques Perk (Amsterdam 1974).
B. Slijper, Onder de blauwe oneindigheid. De vriendschap tussen Willem Kloos en Jacques Perk (Amsterdam 2010).
P. Janzen en F. Oerlemans, Willem Kloos (1859-1938). O God, waarom schijnt de zon nog! (Nijmegen 1017).


Schilderij


Portret door J. Neumann uit 1882 naar foto van A. Grenier uit 1880 (Rijksmuseum Amsterdam).


Gedenktekens


Grafmonument Jacques Perk met in reliëf het hoofd van de dichter op de Nieuwe Ooster begraafplaats te Amsterdam. Restauratie 2012.
Gedenksteen met enkele versregels van Perk ingemetseld op de plaats waar het woonhuis van de familie Perk stond, thans Lange Breestraat 4 te Dordrecht.


Auteur

Roel Leentvaar (november 2023, herziene versie)

Deze website maakt gebruik van cookies en daarmee vergelijkbare technieken om een optimale gebruikerservaring te bieden. Je kunt je voorkeuren aanpassen.

Deze cookies zorgen ervoor dat de website naar behoren werkt. Deze cookies kunnen niet uitgezet worden.
Deze cookies zorgen ervoor dat we het gebruik van de website kunnen meten en verbeteringen door kunnen voeren.
Deze cookies kunnen geplaatst worden door derde partijen, zoals YouTube of Vimeo.
Deze cookie stellen onze advertentiepartners in staat om doelgerichter informatie te kunnen aanbieden.

Door categorieën uit te zetten, kan het voorkomen dat gerelateerde functionaliteiten binnen de website niet langer correct werken. Het is altijd mogelijk om op een later moment de voorkeuren aan te passen.