Gerrit Paape

04-02-1752 (Delft) — 08-12-1803 (Den Haag)
Portretgravure van Gerrit Paape

M. Sallieth

Portretgravure van Gerrit Paape

Regionaal Archief Dordrecht

1788

Geboren te Delft op 4 februari 1752, overleden in Den Haag op 8 december 1803 en aldaar begraven in de Kloosterkerk op 12 december). Hij was het zeventiende kind van zijn vader Gerrit Paape (1703-1779), kleermaker en later meesterknecht in 's Lands Magazijn, het tweede kind uit diens (tweede) huwelijk met Adriana van Gameren (?-1754). De derde echtgenote van Paape senior, Johanna Schuurman (?-1801), was zijn stiefmoeder.


Huwelijk in Delft op 24 november 1776 met Maria van Schie (gedoopt 30 december 1744, overleden 12 februari 1815). Uit dit huwelijk een dochter Adriana Maria (geboren 23 maart 1781 en in dat zelfde jaar overleden) en een zoon Johannes Roelandus (gedoopt 15 april 1786; overleden 1 november 1838).


Gerrit Paape was een plateelschilder die dankzij de dichtgenootschappen en de patriotse exercitiegenootschappen in Delft en daarbuiten aan faam won. Dankzij het vertalen van Duitse romans schoolde hij zich verder in moderne satirische procedés, wat hem in het tijdvak 1780-1800 een eigen stem en een eigen publiek bezorgde.


Na zijn zevenjarige ballingschap als patriot in Vlaanderen en Frankrijk keerde Paape in 1794 terug naar de Republiek, waar hij enkele maanden vanuit Den Bosch de rest van het land rijp maakte voor de nieuwe tijd, voor de Franse 'bevrijders' en voor H.W. Daendels, de Nederlandse generaal in Franse dienst. In 1795 vertrok hij naar Dordrecht, waar hij veel schreef, zich in het centrum van het lokale revolutionaire netwerk manoeuvreerde en zich als Dordts vertegenwoordiger manifesteerde in radicale organisaties. Vermoedelijk waren zijn uitgevers Jan Krap en Jan de Leeuw, die in de jaren van ballingschap zijn werk waren blijven uitgeven en verspreiden, verantwoordelijk voor zijn komst naar juist Dordrecht. Vol trots kondigde de uitgeverij op 10 april 1795 aan dat de nieuwe Dordtse revolutionaire krant, de Bataafsche Historische Courant, bij De Leeuw & Krap zou verschijnen en onder redactie stond van Paape.


In de journalistiek had Paape zijn sporen intussen verdiend in Delft en Den Bosch. Ook in het activisme: Paape was nog maar net gekozen tot president van het genootschap 'Tot Behoud van Vrijheid en Gelijkheid' of in Dordrecht sloeg de vlam in de pan. Op 14 juni 1795 dromden grote groepen patriotse Dordtenaren samen voor het stadhuis. Velen van hen waren lid van het genootschap en zij eisten van het stadsbestuur meer doortastendheid bij de berechting van de Dordtenaren die in de voorgaande jaren het oude regime hadden gediend. Het genootschap schiep een sfeer van intimidatie: 's nachts waren patriotse genootschappers gaan posten bij 'verdachte' regenten. Uiteindelijk gaf het stadsbestuur toe en steunde het de instelling van een gewestelijke onderzoekscommissie, die niet alleen het gedrag van de regenten in de periode 1787-1795 zou onderzoeken, maar ook de weg zou effenen voor schadeloosstelling van de patriotten die de voorafgaande jaren onderdrukt waren.


Op 2 juli werd Gerrit Paape gekozen als Dordts vertegenwoordiger in die commissie. Hij zou het genootschap en de stad ook vertegenwoordigen in de Centrale Vergadering, een landelijke organisatie van vooral de radicale patriotten die druk zette om te komen tot een Nationale Vergadering. Zijn afwezigheid gaf in Dordrecht voedsel aan kritiek. Paape, die in juni de Dordtse vrouwen had aangemoedigd zich te organiseren, betrad op 18 september andermaal de katheder en richtte zijn woede op kwaadsprekers, die hij naar de mode van die tijd dan ook meteen aristocraten en burgerhaters noemde. Een persoon in het bijzonder wekte zijn verontwaardiging: Johannes van Eyk. Van Eyk, die de revolutionaire woede van de kersverse Dordtenaar Paape had gewekt door in het openbaar kritische kanttekeningen te plaatsen bij de gevolgde procedures'.


Steeds meer verbleef Paape in Den Haag. Toen de onderzoekscommissie vervangen werd door een nieuwe, verkleinde commissie, waarvan ook Paape deel uitmaakte, nam hij op 10 februari 1796 onder dankzegging afscheid van zijn Dordtse lastgevers. Helemaal los van Dordrecht kwam hij daarmee niet: zijn antwoord op de uiteindelijke afdanking en marginalisering van de onderzoekscommissie bestond in de openbaarmaking van de belangrijkste documenten in een Verantwoording aan zyne committenten de burgers van Dordrecht.


Na de maanden in Dordrecht en de door Dordtse delegatie mogelijk gemaakte maanden in Den Haag verhuisde Paape in september 1796 naar Friesland, waar hij andermaal in de voorhoede van het radicale patriottisme kwam. Erg succesvol verliep zijn carrière in Leeuwarden niet. In 1798, toen Paape aan de grond leek, redde de radicale staatsgreep van 22 januari 1798 zijn positie. De nieuwe machthebbers Pieter Vreede en Wybo Fijnje, vrienden van weleer, beschikten gunstig over zijn verzoek om een post: in maart ontving hij het bericht dat hij commies zou worden op het kersverse Agentschap van Nationale Opvoeding. Het zou nog enkele maanden duren voordat de benoeming bevestigd werd. De ervaringen in Dordrecht kregen in 1798 een bescheiden plaats in De onverbloemde geschiedenis van het Bataafsch patriottismus, zijn persoonlijke geschiedenis van de voorbije jaren.


Al na de tweede staatsgreep in juni 1798 werd het stil rond Paape en zijn geestverwanten: de publieke opinie had genoeg van het politieke meningsverschil. Die stilte nam in de negentiende eeuw het karakter van moedwillig vergeten aan. Slechts de kinderen en kleinkinderen van de revolutie bepleitten eerherstel. Dankzij nieuwe benaderingen van de zogeheten patriottentijd en van de politiek betrokken bellettrie kwam er bijna twee eeuwen later ruimte voor een herwaardering van het radicale patriottisme en het werk van Gerrit Paape. Hij geldt thans als de kroongetuige van de Nederlandse revolutie en als een van de beste schrijvers van zijn generatie.


Bronnen en literatuur


G. Paape (ed. P.J. Buijnsters), Het leven en sterven van een hedendaags aristocraat (Amsterdam 1985).
G. Paape (ed. Peter Altena), Mijne vrolijke wijsgeerte in mijne ballingschap (Hilversum 1996).
G. Paape (ed. Peter Altena m.m.v. Mireille Oostindië), De Bataafsche Republiek (Nijmegen 1998).
G. Paape (ed. Peter Altena), Vrolijke caracterschetsen & De knorrepot en de menschenvriend (Nijmegen 1999).
J.A. Schasz (pseudoniem van G. Paape; ed. Peter Altena), Reizen door het aapenland (Nijmegen 2007, 2010).
Peter Altena, Gerrit Paape,1752-1803. Levens en werken (Nijmegen 2012) met op p. 783-790 een overzicht van het werk van Paape.
http://www.literatuurgeschiedenis.nl/lg/18de/auteurs/lg18057.html (met verwijzingen naar DBNL Digitale Bibliotheek Nederlandse Letteren).

Auteur

Peter Altena (januari 2013)

Deze website maakt gebruik van cookies en daarmee vergelijkbare technieken om een optimale gebruikerservaring te bieden. Je kunt je voorkeuren aanpassen.

Deze cookies zorgen ervoor dat de website naar behoren werkt. Deze cookies kunnen niet uitgezet worden.
Deze cookies zorgen ervoor dat we het gebruik van de website kunnen meten en verbeteringen door kunnen voeren.
Deze cookies kunnen geplaatst worden door derde partijen, zoals YouTube of Vimeo.
Deze cookie stellen onze advertentiepartners in staat om doelgerichter informatie te kunnen aanbieden.

Door categorieën uit te zetten, kan het voorkomen dat gerelateerde functionaliteiten binnen de website niet langer correct werken. Het is altijd mogelijk om op een later moment de voorkeuren aan te passen.