Frans Greenwood

17-04-1680 (Rotterdam) — 29-10-1763 (Dordrecht)
Miniatuurportret van Frans Greenwood door Aert Schouman uit 1740.

Aert Schouman

Miniatuurportret van Frans Greenwood

Rijksmuseum Amsterdam

1740

Frans Greenwood (François in sommige officiële documenten) werd op 17 april 1680 geboren in Rotterdam en daar op 21 april 1680 in de Engels-presbyteriaanse kerk gedoopt. De literatuur geeft tenminste vier data en jaren van overlijden of begraven, maar vastgesteld kan worden dat hij werd begraven in de Dordtse Grote Kerk op 29 oktober 1763. Hij was een van de acht kinderen geboren uit het op 7 januari 1671 te Rotterdam gesloten huwelijk tussen Francis Greenwood, ‘engels coopman’ (New Leeds, West Yorkshire, Engeland 5 oktober 1634-Wassenaar 5 mei 1731) en Anna Glover (gedoopt Rotterdam 26 november 1648-Rotterdam 20 februari 1712).

Frans Greenwood ging in ondertrouw op 30 mei 1706, huwelijk op 14 juni 1706 in de Gasthuyskerck te Delft met Maria van den Holaert (Delft 23 december 1683-begraven te Rotterdam 14 december 1711). Zij was een dochter van Cornelis Willemsz van den Holaert, (overleden Delft 15 februari 1720), eigenaar van pottenbakkerij ‘De Twee Wildemannen’ in Delft en van Quirina of Krijntje van Kuyck of Cuijck (Delft 18 oktober 1657-begraven Nieuwe Kerk Delft 13 oktober 1716). Uit het huwelijk van Frans en Maria werden twee kinderen geboren:
- Anna (gedoopt Rotterdam 8 maart 1707-begraven in de Nieuwkerk te Dordrecht 16 mei 1794)
- Cornelis, ook wel Kornelis (gedoopt Rotterdam 4 september 1708-Suriname 3 april 1736)

Frans Greenwood was koopman en belastingambtenaar. Daarnaast was hij schilder, dichter, maar vooral glasgraveur. Hij had belangstelling voor literatuur, muziek en schilderkunst. Greenwood bezat een aanzienlijke bibliotheek zoals blijkt uit het werk van vriend en dichter Jacob Zeeus (1686-1718). Greenwood ontwikkelde een nieuwe techniek voor het graveren van glas, de ‘stippeltechniek’. Die maakte hem internationaal bekend. De met de diamantstift op het glas aangebrachte stippen van verschillende grootte en diepte maakte voorstellingen mogelijk met veel meer contrast, nuances, levendigheid en dieptewerking dan de bekende lineaire graveertechniek. De door Greenwood gegraveerde glazen zijn over de hele wereld verspreid geraakt en worden zeer gewaardeerd.

Frans Greenwood werd geboren in een koopmansgezin in Rotterdam. Over de jeugd en opleiding van Frans Greenwood is niets met zekerheid bekend. Hij bezocht een of meer ons onbekende scholen, deels met zijn levenslange vriend mr. Cornelis Boon (Rotterdam 18 juni 1680-1750), baljuw van Heenvliet die de titel ‘Heer van Engelant’ (een polder bij Heenvliet op het eiland Putten) zou erven. Met hem deelde Frans zijn belangstelling voor poëzie. Beide mannen verwierven met de publicatie van hun poëzie enige bekendheid. Boon volgde een universitaire opleiding, maar uit de sociale contacten die Frans onderhield, uit zijn arbeid, brieven en gedichten kunnen we afleiden dat ook Frans een goede opvoeding en opleiding moet hebben genoten. In 1702 trad hij toe tot de schutterij van Rotterdam waar hij de rang van vaandrig bereikte. Hij bleef tot aan zijn huwelijk aan de schutterij verbonden.

Frans Greenwood en Maria van den Holaert traden in 1706 in het huwelijk. De kosten bedroegen 15 gulden, hetgeen wijst op een zekere welstand. Een half jaar later, op 9 januari 1707, lieten zij hun testament op de langstlevende opmaken bij de Rotterdamse notaris Gerard Blockerus. Het echtpaar ging wonen aan de Nieuwe Haven even ten Noordwesten van het Haringvliet in het oude havengebied van Rotterdam. Hier werden hun twee kinderen Anna en Cornelis geboren. Binnen enkele jaren overleed Maria en Frans bleef met twee kleine kinderen achter. Doordat hij dicht bij zijn ouderlijk huis woonde, konden zijn zusters en het huispersoneel mede voor de kinderen zorgen. Frans zou niet hertrouwen. In augustus 1704 kwam hij bij zijn vader in de zaak: ‘Francis Greenwood en Zoon.’ Waarschijnlijk im- en exporteerden zij allerhande goederen (onder meer zijde) en traden zij op als verzekeringsagent. Vanaf 1707 werkte Frans jongere broer Charles (doop op 10 november 1688-1711) eveneens in het familiebedrijf.

Vader Francis Greenwood erfde van zijn broer Charles senior suikerrietplantage ‘Blakkreek’ of ‘Black Creek’ in Suriname. De plantage lag in het noordoosten van Suriname aan de benedenloop van de rivier de Commewijne. Het was een aanzienlijke en goed renderende onderneming waar ongeveer tweehonderd slaven werkten. De plantage zou na het overlijden van Francis in 1731, worden geërfd door zijn zoon Frans. Uit de nalatenschap van zijn broer verwierf Francis Greenwood eveneens een deel van het buiten ‘Vinckenburg’ even ten zuiden van Wassenaar. Hij wist dit buiten uiteindelijk geheel te verwerven en woonde er van 1713 tot aan zijn overlijden in 1731.

Francis noch Frans bezochten ooit zelf hun plantage. De jongere broer van Frans, Charles Greenwood junior (1688-1711), vertrok naar Suriname om er directeur van deze plantage te worden. In verband met zijn vertrek trok hij zich terug uit de familieonderneming in Rotterdam. Daartoe tekenden François en zijn zoons Frans en Charles een contract dat onder meer stipuleerde dat Charles leiding zou gaan geven aan de plantage. Het schip waarmee Charles naar Suriname reisde, leed echter schipbreuk en Charles, zijn vrouw Marie Hosteijn (geboren 1685) en hun twee nog zeer jonge kinderen Francis (geboren 1709) en Charles (geboren 1710) kwamen daarbij om het leven (1711).

Frans Greenwood was een graag geziene gast op diners en feesten van gilden, waterschappen, schutterijen enz. vanwege de bijzonder fraaie broederschapsglazen die hij voor hen vervaardigde, maar deels ook omdat hij volgens getuigen aangenaam gezelschap was. Hij onderhield ook in de wereld van de poëzie meerdere vriendschappen waaronder een met de bekende achttiende-eeuwse dichter Hubert Korneliszoon Poot (1689-1733). Hij publiceerde verscheidene gelegenheidsgedichten, met name bij bruiloften.

Van november 1717 tot maart 1719 was hij regent van het Lakenkopersgilde in Rotterdam. Het jaar 1720 was commercieel gezien een ramp. De oorzaak lag vooral in de financiële crisis op de geldmarkt in Europa. Die crisis was een gevolg van een vertrouwenscrisis in het systeem van de Schotse econoom John Law (1671-1729) die bankbiljetten wilde invoeren. Frans zag de toekomst somber in. Dit zal de reden zijn geweest van het staken van al zijn commerciële activiteiten. Hij vond een betrekking als ‘commies ter recherche’, een soort belastingambtenaar, bij de Admiraliteit van de Maas in Rotterdam. Die betrekking bracht weinig op, tenminste indien de betrokken ambtenaar onkreukbaar was.

Begin 1726 vestigde Frans zich met Anna (18) en Cornelis (17) in Dordrecht waar hij tot zijn overlijden in 1763 zou wonen, verzorgd door zijn dochter Anna die evenals zoon Cornelis ongehuwd bleef. Frans Greenwood zette in Dordrecht zijn werk als belastingambtenaar voort, maar de meeste inkomsten ontving Frans na 1731 uit de opbrengst van de plantage in Suriname. Aanvankelijk woonde het gezin in de Schrijversstraat, maar vanaf 1745 aan het meer aanzienlijke Steegoversloot. Stond in zijn Rotterdamse periode de poëzie centraal, na 1726, in zijn Dordtse periode was dat de glasgraveerkunst. In Dordrecht had hij contact met meerdere vooraanstaande kunstenaars. Onder hen bevonden zich zijn leerling, glasgraveur Gillis Hendricus Hoolaart (geboren circa 1716, waarschijnlijk verwant aan zijn vrouw), schilder Adriaan van der Burg (1693-1733), die Frans schilderles gaf en schilder en kunsthandelaar Aert Schouman (1710-1792), eveneens een leerling van Van der Burg. Frans schijnt vooral miniatuurportretten te hebben geschilderd, maar daarvan is er geen enkele herkenbare bewaard gebleven. In Dordrecht trad Frans toe tot de schilderbroederschap van Sint Lucas, de voorloper van Pictura.

Van Schouman kocht Frans een aantal schilderijen en prenten van verschillende meesters. Greenwood onderwees Schouman in de nieuwe en moeilijke glasgraveertechniek. De stippelgravure is een vrijwel alleen in de Noordelijke Nederlanden gebruikte techniek, met name in Dordrecht en Den Haag. Deze techniek wordt beschouwd als een belangrijke Nederlandse bijdrage aan de glaskunst. In de achttiende eeuw bereikte deze techniek een hoog niveau in de handen van Frans Greenwood, David Wolff (1732-1798) en Aert Schouman (1710-1792). Naast schilderijen verzamelde Frans Greenwood ook curiositeiten. Het bekendste curiosum uit zijn collectie was ongetwijfeld het beulszwaard waarmee Johan van Oldenbarnevelt op 13 mei 1619 zou zijn onthoofd. Greenwood schreef er een gedicht over. Dit zwaard is thans in het bezit van het Rijksmuseum in Amsterdam. Frans zoon Cornelis nam les bij kunstschilder Adriaan van der Burg en trachtte met tekenen en schilderen de kost te verdienen. Echter, toen een neef hem uitnodigde bedrijfsleider te worden op een van diens Surinaamse plantages, maakte Cornelis op 13 juli 1735 samen met zijn zuster Anna zijn testament op en vertrok naar Suriname. Kort na aankomst daar werd hij getroffen door ‘hete koorts’ (malaria) en overleed op 3 april 1736. Waarschijnlijk werd hij begraven in de ‘Oude Oranjetuin’ in Paramaribo, waar sedert 1685 Europeanen werden begraven.

De plantage in Suriname bleef een goede bron van inkomsten, maar enige tijd na het overlijden van zijn vader verkocht Frans de plantage in 1738 voor 27.000 gulden. Zijn functie bij de belastingen heeft hij formeel tot maart 1757 behouden, hoewel hij toen wellicht niet meer actief was. Op zaterdag 29 oktober 1763 werd Frans Greenwood in de Grote Kerk te Dordrecht begraven. Voor de stoet waren drie extra koetsen besteld. De doodsklok werd ’s morgens een half uur en ’s middags een uur lang geluid.

Enkele publicaties

Gedichten (Rotterdam 1719).
Boere Pinxtervreugd (Rotterdam 1733).
Vervolg van F. Greenwoods gedichten en boere Pinxtervreugt (Dordrecht 1760).

Bronnen en literatuur

Stadsarchief Rotterdam. Inv. 746, Documentatie Frans Greenwood.
RKD-artists nr. 203467.
NNBW, deel 3, p. 495.
Van der Aa, deel 7, p. 390.
http://www.surinameplantages.com/archief/b/blakkreek
Van Eijnden en Van der Willigen, Geschiedenis der vaderlandsche schilderkunst, deel 2, p. 66.
F.G.A.M. Smit, Frans Greenwood 1680-1763, Dutch poet and glass engraver (Peterborough 1988).

Auteur

Roel Leentvaar (november 2018)

Deze website maakt gebruik van cookies en daarmee vergelijkbare technieken om een optimale gebruikerservaring te bieden. Je kunt je voorkeuren aanpassen.

Deze cookies zorgen ervoor dat de website naar behoren werkt. Deze cookies kunnen niet uitgezet worden.
Deze cookies zorgen ervoor dat we het gebruik van de website kunnen meten en verbeteringen door kunnen voeren.
Deze cookies kunnen geplaatst worden door derde partijen, zoals YouTube of Vimeo.
Deze cookie stellen onze advertentiepartners in staat om doelgerichter informatie te kunnen aanbieden.

Door categorieën uit te zetten, kan het voorkomen dat gerelateerde functionaliteiten binnen de website niet langer correct werken. Het is altijd mogelijk om op een later moment de voorkeuren aan te passen.