Familie Donker Curtius

18de eeuw — 19de eeuw
Zwart-wit foto van W.B. Donker Curtius

Portret van W.B. Donker Curtius

1848

Willem Boudewijn Donker Curtius, heer van Tienhoven, werd geboren in 's-Hertogenbosch op 29 december 1778. Hij overleed in 's-Gravenhage op 16 april 1858. Willem werd geboren uit het in 1774 te Waalwijk gesloten huwelijk tussen de Boudewijn Donker Curtius, jurist (Helmond 4 april 1746-'s-Gravenhage 6 februari 1832) en jonkvrouwe Cornelia Hendrica Strachan (Rotterdam 4 februari 1755-'s-Gravenhage 12 januari 1831). Verder werden uit dit huwelijk geboren:

- Hendrik Herman ('s-Hertogenbosch 7 mei 1775-'s-Hertogenbosch 17 juni 1775)

- Hendrik Herman 'Hein' ('s-Hertogenbosch 1 januari 1778-Arnhem 25 juli 1839)

- Boudewina ('s-Hertogenbosch 11 april 1780-Arnhem 27 maart 1814)

- Sara Seraphina ('s-Hertogenbosch 7 juli 1781-'s-Gravenhage 8 mei 1858)

- Alexandrina Margaretha ('s-Hertogenbosch 11 oktober 1782-'s-Hertogenbosch 28 februari 1825)

- Cornelis Hendrik ('s-Hertogenbosch 11 april 1784-'s-Hertogenbosch 1 november 1784)

- Benjamin 'Ben' ('s-Hertogenbosch 26 mei 1786-Amsterdam 13 maart 1845)

- Elisabeth Cornelia ('s-Hertogenbosch 8 mei 1791-'s-Hertogenbosch 21 mei 1791)

- Dirk ('s-Hertogenbosch 9 oktober 1792-Spa (België) 17 juli 1864)

- Elisabeth ('s-Gravenhage 11 oktober 1796-'s-Hertogenbosch 13 april 1797)

Willem Boudewijn trad op 28 april 1803 te Dordrecht in het huwelijk met jonkvrouwe Petronella Antonia van Kessel (Dordrecht 7 september 1774-'s-Gravenhage 27 december 1848), dochter van François Cornelis van Kessel (1746-1826) en Cornelia Adriana Castendijk (1749-1799). Uit het huwelijk tussen Willem en Petronella werden de volgende kinderen geboren:
- Boudewijn (Dordrecht 29 februari 1804-Kassel (Duitsland), 3 augustus 1856)

- François Cornelis (Dordrecht 27 november 1805-'s-Gravenhage 13 juni 1888)

- Willem Boudewijn (Dordrecht 19 december 1806-Dordrecht 12 september 1807)

- Willem Boudewijn (Dordrecht 28 februari 1808-'s-Gravenhage 17 maart 1858)

- Cornelis Adriaan Hendrik (Dordrecht 15 oktober 1811-Pau (Frankrijk) 16 april 1843)

- Hendrik Herman Gerard (Dordrecht 9 februari 1813-Dordrecht, 4 februari 1814)

- Pieter Anthonij (Dordrecht 24 juli 1815-Dordrecht, 1 oktober 1816)

De familie Donker kwam oorspronkelijk uit de weinig welvarende streek rond Helmond. Het was een protestantse familie in het overwegend katholieke zuidoosten van Noord-Brabant. Een familie van bestuurders, officieren en juristen. De familienaam werd gewijzigd in Donker Curtius en daarna koos men 's-Hertogenbosch als domicilie. In de eerste helft van de negentiende eeuw was Dordrecht de stad waar diverse familieleden woonden, werkten en zich erg actief toonden in het maatschappelijk leven. Met de broers Willem Boudewijn en Dirk bracht de familie maar liefst twee ministers van staat voort. De samengestelde familienaam Donker Curtius kwam tot stand doordat Boudewijn Donker in 1757 ook de achternaam van zijn moeder Boudewina Curtius (1703-1792) aannam. Boudewijn leerde zijn vrouw Cornelia Strachan kennen toen hij voor zijn werk als advocaat in Dordrecht was. Cornelia was een dochter van sir William Abraham Strachan, Schotse officier in Staatse dienst (1725-circa 1812) en de Dordtse Sara Séraphina van Bracht (1724-1757). Op hun jongste dochter na worden de kinderen van Boudewijn en Cornelia echter allen in 's-Hertogenbosch geboren, waar zijn advocatenpraktijk was gevestigd. Zoon Willem ging vanaf 1789 in die stad naar de Latijnse school. Vervolgens studeerde hij in de jaren 1795-1798 rechten in Leiden. In die periode verhuisden zijn ouders naar 's-Gravenhage, om vervolgens in 1799 te verkassen naar Dordrecht.

Boudewijn Donker Curtius stond bekend als behoedzaam en politiek niet erg uitgesproken. Nadat hij in de jaren 1794-1798 roerige tijden had weten te doorstaan, werd hij in de Merwestad benoemd tot lid van het Gerechtshof. Maar dit hof kwam niet van de grond en toen Boudewijn in 1801 werd benoemd als lid van het (nieuwe) Nationaal Hooggerechtshof, verhuisde het gezin weer terug naar de Hofstad. Toen in 1808 de functie van president van het Hooggerechtshof vrijkwam, werd Boudewijn na persoonlijke bemoeienis van koning Lodewijk Napoleon op die vacature benoemd. Boudewijn stond met hem op goede voet. Tussen 1811 en 1813 was Boudewijn een van de vier kamerpresidenten van het (Napoleontische) Keizerlijk Gerechtshof in 's-Gravenhage.

In het gezin Donker Curtius overleden vier kindjes als baby, een zus was verstandelijk gehandicapt als gevolg van een hersenbeschadiging door roodvonk die ze als kind opgelopen had. Willems andere broers (en zijn zwagers) maakten net als hij maatschappelijk carrière; Hein werd hervormd predikant en was een van de prominentste tegenstanders van de Afscheiding van 1834, Ben werd de eerste directeur van de posterijen in Amsterdam, Dirk was een van de leidende figuren rond de grondwetsherziening van 1848. Na het afronden van zijn studie met een promotie in juni 1798, koos Willem voor hetzelfde beroep als zijn vader. Hij ging in Dordrecht aan de slag als advocaat, tot maar liefst 1832 was hij als zodanig actief. In de periode 1800-1812 was hij lid van het Hof en de Hoge Vierschaar van Holland. In de decennia daarna bekleedde Willem tal van andere politiek-bestuurlijke en rechterlijke functies.

Nadat de Fransen uit Dordrecht vertrokken, trad hij in december 1813 toe tot het stadsbestuur en was hij twee periodes lid van de Provinciale Staten van Holland (1816-1818 en 1824-1825). In oktober 1825 werd Willem lid van de Tweede Kamer, hij bleef dat tot 1838. In zijn periode als Kamerlid was Donker Curtius actief in diverse staatscommissies. Willem toonde zich een gematigd voorstander van hervormingen, pleitbezorger van vrijhandel en tegenstander van de doodstraf en van lijfstraffen. Net als zijn vader dat in de eerste jaren van de Bataafs-Franse tijd had gedaan, hield Willem tijdens de Belgische Opstand het hoofd koel. Als Tweede Kamerlid was hij In 1830 voorstander van splitsing van het Koninkrijk, waarbij in Noord én Zuid wel het Huis van Oranje-Nassau de dynastie zou blijven.

Parallel aan zijn politieke carrière maakte Willem werk van zijn loopbaan binnen de rechterlijke macht. Na de periode als advocaat in Dordrecht was hij actief als president van de rechtbank in eerste aanleg in 's-Gravenhage (1832-1838) en daarna als vicepresident van de Hoge Raad der Nederlanden (1838-1845). Uiteindelijk werd Willem in april 1845 benoemd tot president van de Hoge Raad, een positie die hij tot oktober 1855 zou bekleden. Vanwege zijn verdiensten viel Donker Curtius in dat jaar de, slechts zelden verleende, eretitel minister van staat te beurt. Daarvoor was hij reeds onderscheidden als commandeur in de Orde van de Nederlandse Leeuw (1842) en als Ridder in de Orde van de Eikenkroon (1849, Luxemburg).

Willems zonen traden zonder uitzondering in de voetsporen van hun vader. Boudewijn promoveerde als wiskundige én als jurist, hij werkte als advocaat en was lid van de Provinciale Staten van Noord-Holland. François promoveerde als jurist en was raadsheer in de Hoge Raad der Nederlanden. Ook Willem Boudewijn jr. studeerde rechten, hij werkte als notaris. Jongste zoon Cornelis promoveerde eveneens als jurist, maar hij stierf reeds op 31-jarige leeftijd. Over zijn tijd in de regio schreef Willems broer Dirk: 'Ook heb ik te Dordrecht een zeer aangenaam verblijf gehad. Ik ben altijd een zeer groot liefhebber van visschen geweest. Dikwijls nam ik mijn twee jongste zonen mede en leerde hen die vrije kunst. Zo […] smaakte ik het genot van het leven in volle ruimte weder'. Net als zijn vader kon Dirk in eerste instantie volhardend zijn, maar ook toonden zij zich beiden waar nodig pragmatisch. Tijdgenoten beschreven hen daarnaast als goedmoedig en joviaal, wat hielp in het leggen en verdiepen van verbindingen met zowel politieke mede- als tegenstanders. Anders dan zijn oudere broer Willem bezocht nakomertje Dirk de Franse en Latijnse school in Dordrecht (en in 's-Gravenhage en Amsterdam). Hierna vervolgde hij zijn opleiding aan het Athenaeum Illustre in Amsterdam, en om - net als Willem - te kunnen promoveren, schreef Dirk zich in augustus 1811 in aan de Leidse universiteit.

Vervolgens keerde hij terug naar het ouderlijk huis in 's-Gravenhage. Dirk vestigde zich als advocaat en trad als opposant op tegen het bewind van Willem I en Willem II, in onder meer brochures en krantenartikelen pleitte hij voor invoering van de ministeriële verantwoordelijkheid en voor een rechtstreeks gekozen parlement. In 1844 deed hij een eerste (vergeefse) poging om in de Tweede Kamer te worden gekozen. Meer dan zijn broer Willem liet Dirk zich gelden als voorstander van persvrijheid, godsdienstvrijheid en vrijheid van onderwijs, hetgeen overigens niet betekende dat Willem behoudend was. Maar Dirk was radicaler en dit zorgde voor verhitte discussies en spanningen binnen de familie. In 1848 wist Dirk als minister van Justitie de constitutionele voorstellen van Thorbecke (1798-1872) behendig door het overwegend conservatieve parlement te loodsen. Dirk kwam later in gematigder vaarwater, en werd een tweede keer minister van Justitie. Nadien werd hem, een jaar na zijn broer, de eretitel minister van staat verleend.

Bronnen en literatuur

www.parlement.com

M. van de Waardt, De man van 1848 – Dirk Donker Curtius (Nijmegen 2019).

Auteur

Sander van Bladel (januari 2023)

Deze website maakt gebruik van cookies en daarmee vergelijkbare technieken om een optimale gebruikerservaring te bieden. Je kunt je voorkeuren aanpassen.

Deze cookies zorgen ervoor dat de website naar behoren werkt. Deze cookies kunnen niet uitgezet worden.
Deze cookies zorgen ervoor dat we het gebruik van de website kunnen meten en verbeteringen door kunnen voeren.
Deze cookies kunnen geplaatst worden door derde partijen, zoals YouTube of Vimeo.
Deze cookie stellen onze advertentiepartners in staat om doelgerichter informatie te kunnen aanbieden.

Door categorieën uit te zetten, kan het voorkomen dat gerelateerde functionaliteiten binnen de website niet langer correct werken. Het is altijd mogelijk om op een later moment de voorkeuren aan te passen.