Dirk Crans

27-09-1760 (Dordrecht) — 18-03-1826 (Dordrecht)
Handtekening van Dirk Crans met een kalligrafeerpen op geel papier.

Handtekening van Dirk Crans

Dirk Crans (ook Krans) werd 27 september 1760 hervormd gedoopt in Dordrecht en overleed daar 18 maart 1826. Hij was de zoon van Dirk Crans (Nieuwbroek, Gelderland, 1 juni 1704-Dordrecht begraven 22 april 1785), essayeur en kartelmeester bij de Munt van Holland in Dordrecht, en A(a)ntje van Meerkerk (Spijk februari/maart 1738-Giessen Nieuwkerk begraven 30 december 1805), getrouwd in Dordrecht door ds. W.B. van de Kasteele op 30 april 1760.  Dirk sr. was in 1727 als Dirk Jansz Krans (hij is sinds 1746 essayeur in de Munt van Holland) getrouwd met Magdalena Goudswaard (Dordrecht begraven 23 juni 1758), geen kinderen uit dat huwelijk.

Dirk jr. trouwde op 14 augustus 1785 (ondertrouw 30 juli) in Dordrecht met Maria Pieternella ’t Hooft (Dordrecht doop 15 januari 1766-Dordrecht 8 februari 1812). Zij was de dochter van Jacob ’t Hooft (Dordrecht doop 3 oktober 1741-’s-Gravendeel 24 augustus 1825) Veertigraad, Acht en Schepen van Dordrecht, en Johanna Apolonia Buijs (geboren Middelburg-Dordrecht 23 november 1782). Jacob en Johanna ondertrouwden in Middelburg op 8 augustus 1765. Uit het huwelijk van Dirk en Maria werden drie kinderen geboren:
- Anna (Dordrecht doop 24 februari 1786-Dordrecht 21 november 1847) trouwde in Dordrecht op 27 juni 1810 met Jan Schouten (Dordrecht gedoopt 9 juni 1786-Dordrecht 23 april 1852), scheepsbouwmeester en raad van Dordrecht, vrijmetselaar
- Jacob (Dordrecht doop 28 maart 1789-Den Haag 1873), jurist, lid Hoge Raad van 1852-1873, vrijmetselaar, trouwde in 1821 met Petronella Christina van der Koog (overleden in 1861)
- Johanna Apolonia (Dordrecht doop 16 april 1790-Den Haag 16 november 1875) trouwde in Dordrecht op 26 mei 1819 met Fredrik Christiaan Vorterij (Den Haag 1789-Rotterdam 13 mei 1822), marine-officier

Opgeleid door zijn vader in diverse vaardigheden van het muntproces had hij een prachtige carrière in het muntwezen. Zijn activiteiten stonden ruim dertig jaar in het teken van de officiële Munt van Holland, gevestigd tussen de Voorstraat en de Doelstraat. Uiteindelijk werden die bekroond door zijn benoeming tot waardijn. In zijn persoonlijke leven was hij een fel patriot en verzette zich sterk tegen het ancien regime en de Oranjegezinden. In de tijden dat het regentensysteem buiten werking was, bekleedde hij verscheidene bestuurlijke ambten. In de Franse Tijd werd hij regelmatig afgevaardigd als vertegenwoordiger van Dordrecht naar belangrijke posities.

Dirk Crans sr. begon als bediende in de Dordtse Munt, maar werd op 6 juli 1746 benoemd tot essayeur in de Munt. Hij werd bovendien in 1749 benoemd tot kartelmeester in de Munt (de persoon die verantwoordelijk is voor de kartelrand van de munten tegen het ‘snoeien’ van de munt). Crans sr. woonde in het muntcomplex, waar ook de muntmeester en de waardijn een woning hadden. Dirk jr. zag van jongs af aan wat er tijdens een productieproces in de Munt plaatsvond. Senior leidde zijn zoon op in zijn drievoudige specialiteit: het vak van essayeur (de persoon die het gehalte van goud en zilver van o.a. munten vaststelt), scheider, degene die tijdens het smeltproces het edelmetaal scheidt van andere metalen. Het overgebleven edelmetaal wordt verder verwerkt door de raffineur. Dirk jr. was in 1777, zeventien jaar oud, toen hij werd benoemd tot adjunct-essayeur en assistent van zijn vader in de Munt van Holland. Tevens werd hij dat jaar op 28 oktober benoemd tot adjunct-kartelmeester.

Toen Dirk op 14 augustus 1785 voor het gerecht trouwde, was zijn vader overleden en woonde hij nog in de gravelikheids Munte’ op de Voorstraat. Dirk jr. volgde zijn vader in 1785 op in diens functies binnen de Munt van Holland. Na zijn aanstelling als waarnemend waardijn in 1795 volgde in 1801 zijn benoeming tot waardijn (de persoon die onder andere dagelijks de muntstempels waarmee de munten worden geslagen uitgeeft en inneemt). Zijn werk was een dagvullende taak, want hij registreerde het gehele productieproces. Hij behoorde tot de officieren van de Munt, evenals de muntmeester, de essayeur en de stempelsnijder. De waardijn had een controlerende functie en vertegenwoordigde de muntheer. Ten tijde van de Republiek was de muntheer het gewest waar de officiële Munt was gevestigd.

Naast zijn muntwerkzaamheden was Crans actief in stedelijke functies. Van 1786 tot 1787 was hij Veertigraad van Dordrecht, maar moest als vurig patriot aftreden toen de patriotse opstand mislukte. Eerder, op 14 juli 1787, maakte Crans deel uit van een groep Dordtse schutters die optrok tegen opstandige Oranjegezinde personen in de Hoeksche Waard. De schutters waren te hulp geroepen door patriotse inwoners van Oud-Beijerland die een dag eerder slachtoffer waren van plunderingen en brandstichtingen door Oranjegezinde inwoners. De Dordtse schutters, tachtig man sterk, waren onder andere voorzien van twee lichte vuurmonden en trokken in de nacht de Hoeksche Waard binnen. In Oud-Beijerland kwam het tot een treffen met opstandige Oranjegezinde boeren. De schutters gebruikten onder meer de kanonnen, waardoor zes opstandelingen sneuvelden; een flink aantal gevangenen werd per schip naar Dordrecht afgevoerd. Daarmee werd volgens het Dordtse stadsbestuur een gevaar afgewend, want het vreesde de aanhang die de stadhouder onder plattelanders had. De stadsbestuurders hadden al eerder de bevolking ‘volkomen vrijheid’ gegeven haar eigendommen tegen plunderingen door plattelanders te verdedigen.

Nadat de opstand van de patriotten door de hulp van Pruisische troepen in het najaar van 1787 was neergeslagen, zou een vlucht van Dirk Crans, vanwege zijn houding en acties tegen het gezag en de Oranjegezinden, te verwachten zijn. Dat gebeurde echter niet. Hij moest aftreden als Veertigraad, maar behield zijn functies bij de Munt van Holland. Dat blijkt uit zijn aanwezigheid als essayeur in Den Haag bij de controle van de Dordtse muntproductie in 1787, 1790 en 1793. Op 30 april 1788 legde hij zelfs de eed van trouw af aan de regeringsvorm van Holland en West-Friesland en aan de erfstadhouder Willem V.

Het is mogelijk dat de Staten-Generaal, de Staten van Holland, en indirect de erfstadhouder, hun belang in een goede werking van de Munt van Holland voor ogen hadden. Het Dordtse munthuis had namelijk al van 13 april 1784 tot 13 september 1787 stil gestaan. Dirk Crans had al die jaren de zorg gehad over de aanwezige ovens, machines en werktuigen. Crans vervulde vanaf 1795 diverse functies: die van essayeur, kartelmeester en waardijn. In 1795 hadden de generaalmeesters van de Munt gunstig beslist op Crans’ verzoek de overleden waardijn op te volgen. Crans werd 3 april 1795 aangesteld als waarnemend en als waardijn in 1801.

Na de Bataafse omwenteling in 1795 keerde Crans als raad in het stadsbestuur terug tot 1803. Dirk werd met vele andere radicale democraten lid van de op 29 januari 1795 opgerichte Sociëteit Tot behoud van Vrijheid en Gelijkheid die onder meer met succes aandrongen op het verwijderen van familiewapens uit de kerken. Hij maakte van januari 1795 tot maart 1796 ook deel uit van de vergadering van voorlopige representanten van Holland die in Den Haag bijeen kwam om de verworven democratie vorm te geven. In december 1796 legde Crans tevens de eed af voor het ambt van weesmeester. Eervol voor hem was zijn benoeming in het gerechtshof van het Departement van de Schelde en Maas in 1799, hoewel dit hof in de praktijk niet actief is geweest. Het betrof het gebied Zeeland (zonder Zeeuws-Vlaanderen), West-Brabant en Holland ten zuiden van de Maas.

Op 21 november 1805 werd Dirk Crans benoemd tot rentmeester van het gasthuis, waarbij Hugo Gevers (1765-1852), later burgemeester, voor hem borg stond voor een bedrag van 10.000 gulden. In 1806 werden de Noordelijke Nederlanden onder Lodewijk Napoleon omgevormd tot het Koninkrijk Holland. De koning was voorstander van één centraal munthuis in Amsterdam. Er was geen plaats meer voor de vele muntplaatsen in de Noordelijke Nederlanden. Dat centralisme betekende op 31 december 1806 het einde van de Munt van Holland in Dordrecht en de werknemers werden ontslagen.

De Munt van Utrecht zou voorlopig die van Amsterdam vervangen. De landelijke centrale Munt kwam uiteindelijk in 1807, tegen de zin van koning Lodewijk Napoleon, in Utrecht. Als vertegenwoordiger van de Staten van Holland wikkelde Dirk Crans in Dordrecht alle lopende zaken af. Twee muntgezellen, de walsdraaier en de opzichter van het pletwerk, zorgden onder de leiding van Crans voor het onderhoud van het instrumentarium in de Munt. Over 1810 werden hun laatste salarissen betaald. Crans trok zich het lot aan van de in 1806 ontslagen muntgezellen. Hij bracht in februari 1811 aan de inspecteur & essayeur generaal der Munten verslag uit over hun status. De meesten hadden een armoedig bestaan, slechts twee muntgezellen hadden werk gevonden in de Munt van Utrecht. Crans drong er op aan nog een drietal muntgezellen daar te benoemen. Voor de overige werklozen vroeg hij financiële ondersteuning. Het mocht niet baten.

Toen in 1806 de Munt van Holland ophield, werd Crans benoemd tot ontvanger van het zegel op de akten en patenten. Bovendien werd hij adjunct-ijkmeester en taxatiemeester van de middelen te water in Dordrecht. Een jaar later volgde zijn aanstelling tot ijk- en taxatiemeester. Die functies behoorden tot de taken van de gilden die in 1798 (officieel) waren opgeheven. Tenslotte werd hij in november 1808 ontvanger van de middelen (belastingen) te water, een soort douanefunctie voor het innen van invoerrechten en belastingen op per schip aangevoerde goederen. Deze belastingmaatregelen die in 1805 waren ingevoerd, werden in 1810 opgeheven toen de Noordelijke Nederlanden door Frankrijk werden ingelijfd. Dirk Crans beperkte zich tot het secretaris-rentmeesterschap van het ziekenhuis, een functie die hij in 1820 afsloot.

Bronnen en literatuur

RAD: archieven 3-inv. 1940 en 1941; 11- inv. 92 en 93; 21B; 256; 489-22514.
BWN: deel 3 (Haarlem),  p. 828.
NNBW: deel 4 (Leiden 1918), p. 469-470.
DordtenaZOEKer.nl
Parlementair Documentatie Centrum: Dirk Crans.
J.L. van Dalen, Geschiedenis van Dordrecht, deel 2 (Dordrecht 1933), p. 1151-1152.
W. Dolk, Het Serment van de Munt van Holland te Dordrecht, in: Jaarboek Centraal Bureau voor Genealogie (Den Haag 1951-1956).
A.J. Scheffers, Om de kwaliteit van het geld, deel 2, hoofdstuk 12 (Dordrecht/Voorburg 2013).
C. Esseboom, De bijzondere status van de werkers in de Munt, in: Geslagen te Dordrecht (Dordrecht 2015), p. 214-246.

Auteur

Cees Esseboom (december 2019)

Deze website maakt gebruik van cookies en daarmee vergelijkbare technieken om een optimale gebruikerservaring te bieden. Je kunt je voorkeuren aanpassen.

Deze cookies zorgen ervoor dat de website naar behoren werkt. Deze cookies kunnen niet uitgezet worden.
Deze cookies zorgen ervoor dat we het gebruik van de website kunnen meten en verbeteringen door kunnen voeren.
Deze cookies kunnen geplaatst worden door derde partijen, zoals YouTube of Vimeo.
Deze cookie stellen onze advertentiepartners in staat om doelgerichter informatie te kunnen aanbieden.

Door categorieën uit te zetten, kan het voorkomen dat gerelateerde functionaliteiten binnen de website niet langer correct werken. Het is altijd mogelijk om op een later moment de voorkeuren aan te passen.