Deze website maakt gebruik van cookies en daarmee vergelijkbare technieken om een optimale gebruikerservaring te bieden. Je kunt je voorkeuren aanpassen.

Deze cookies zorgen ervoor dat de website naar behoren werkt. Deze cookies kunnen niet uitgezet worden.
Deze cookies zorgen ervoor dat we het gebruik van de website kunnen meten en verbeteringen door kunnen voeren.
Deze cookies kunnen geplaatst worden door derde partijen, zoals YouTube of Vimeo.
Deze cookie stellen onze advertentiepartners in staat om doelgerichter informatie te kunnen aanbieden.

Door categorieën uit te zetten, kan het voorkomen dat gerelateerde functionaliteiten binnen de website niet langer correct werken. Het is altijd mogelijk om op een later moment de voorkeuren aan te passen.

Carolus Battus

1539 of 1540 (Gent) — 1619 (Amsterdam)
Portret van Carolus Battus.

Portret van Carolus Battus

Carolus Battus (Latijn voor Carel Baten) werd in 1539 of 1540 te Gent in Vlaanderen geboren en overleed in 1619 te Amsterdam. Hij was de zoon van Bartholomeus Battus (Bartel Baten), theoloog (Aalst, Vlaanderen ca. 1515-Rostock, Duitsland 24 januari 1559) en Martina van Pisotten (Aalst ca. 1510?).

Carolus huwde vóór 1575 met Josina/Jozijne de Bock. Zij was de dochter van NN. de Bock en de kleindochter van Martin de Bocken Margriet van Gavere. Uit dit huwelijk werden geboren:
- Hans Baten
- Lijsbeth Baten (Antwerpen 1575/1576), ondertrouwt in Amsterdam op 29 maart 1603 (puiboek = trouwboek voor niet-calvinisten) met Marten van Helmont (Antwerpen 1570/1571) barbier
- Susanna Batens (Antwerpen-overleden na maart 1641) trouwt (1) in Amsterdam op 25 maart 1606 (puiboek) Servaes Niclaes; trouwt (2) in Amsterdam op 19 maart 1616 (puiboek) met Jan Boshuse / Jan van Boshuysen/ Boushuijsen uit Schiedam (ca. 1595-ca. 1625), schilder; trouwt (3) in Amsterdam op 31 maart 1629 (puiboek) met Jacob Jansz Vercoilge (ook Vercoolje) (1584-1630), van Haarlem, was boekhouder en weduwnaar van Jannetje Pieters
- Sara Battus (Antwerpen ca. 1589), ondertrouw in Amsterdam op 4 januari 1620 (puiboek) met Hendrijck Kup (Bommel 1592), diamantsnijder

Carolus Battus ondertrouwde voor de tweede keer op 5 oktober 1591 (puiboek) in Amsterdam en op 6 oktober 1591 in Dordrecht met Hendricksken van Beers (verklaarde zeven jaar weduwe te zijn geweest van Alexander Maps). Carolus Battus trouwde de derde maal met N.N. Uit dit huwelijk: Sara Baten (geboren Zwolle, volgens de ondertrouwakte) ondertrouwde in Amsterdam vanuit de Warmoesstraat op 26 maart 1639 (puiboek; zij is dan wees) met Casparus/Casper (ook Jasper) van den Ende (Amsterdam 1614), jurist, eigenaar van een Franse school te Rotterdam.

Carel Baten studeerde in Rostock en praktiseerde als geneesheer en chirurgijn, onder andere in Dordrecht. Zijn grote verdienste lag niet in het brengen van nieuwe denkbeelden of uitvindingen voor de geneeskunst, maar in het vertalen in het Nederlands van Latijnse, Franse en Duitse belangrijke medische publicaties. Speciaal de vertaalde werken van de beroemde Fransman Ambroise Paré (1510-1590) betekenden een belangrijke verbetering voor de genees- en heelkunst in de Nederlanden. Baten paste de vindingen en inzichten van de Fransman ook toe in zijn praktijk. Daardoor hadden de patiënten van het Dordtse Sacramentsgasthuis voor die tijd een uitstekende verzorging. Zijn devies was 'Nec cito nec temere' ('Niet snel en niet zonder overleg').

De Vlaming Bartel Baten was een volgeling van Maarten Luther (1483-1546) en voedde zijn kinderen in die zienswijze op. Wegens ketterij werd hij negen maanden in Aalst gevangen gezet. Door de voorspraak van enige invloedrijke Gentenaren kwam Bartel vrij. Bovendien bezorgden zij Baten het poorterrecht van Gent. Hij vertrok naar Gent en kon daar ongeveer tien jaar zonder grote problemen wonen. In 1556 dreigde hij om dezelfde reden opnieuw in gevangenschap te raken. Bartel wachtte die niet af en vertrok met vrouw en negen kinderen naar de Hanzestad Rostock in Duitsland.

Carel Baten en broer Paulus schreven zich 3 juli 1557 in als student aan de universiteit van Rostock. Broer Levien begon zijn studie op 3 november 1558 aan de universiteit van Wittenberg. In september 1569 verdedigde Carel zijn uit vijftig stellingen bestaande proefschrift De morbo Gallico (Over de Franse ziekte), de syfilis. Na zijn promotie en reizen door Frankrijk praktiseerde Carel in Hamburg als geneesheer. In 1574 werkte Carel daar samen met de toen bekende Friese arts Severinus Eugalenus (1535-na 1600).

Het jaar dat Baten vanuit Hamburg naar Antwerpen verhuisde, was waarschijnlijk kort voor de Pacificatie van Gent (1576). Toen in 1578 religievrijheid kwam onder landvoogd Matthias van Oostenrijk (1557-1619), nam het aantal lutheranen in Antwerpen vooral door Duitse kooplieden sterk toe. Carel Baten praktiseerde in Antwerpen en werkte daar net als in Hamburg met Severinus Eugalenus die vol lof over hem schrijft. In de jaren 80 woonde Carel in de Jodenstraat en behoorde tot de aanzienlijkste lutheranen.

Baten werd 7 februari 1585 benoemd tot stadsdoctor van Antwerpen: Gegunt Meester Carolus Battus het offitie van stadtsmedecyn onder den eedt ende gagien daertoe staende’. Die jaargage bedroeg voor een geneesheer 10 gulden, voor een chirurg 150 gulden. Bovendien ontvingen zij voor kleding 10 gulden en 12 stuivers. Ook mochten beiden de behandelde patiënten een bedrag in rekening brengen.

Alexander Farnese, hertog van Parma (1545-1592), veroverde op 17 augustus 1585 Antwerpen voor koning Filips II, waardoor de ‘Calvinistische Republiek’ in Antwerpen na zeven jaar werd opgeheven. De protestante inwoners mochten nog vier jaar in de stad blijven, 'mits aldaer levende in stilheyt'. Zij moesten zich beraden of zij wilden leven volgens het katholicisme of anders 'vrijelijck uut den lande' vertrekken. In mei 1586 vertrouwde Carel het beheer over zijn goederen toe aan zijn zwager Simon de Bock en keerde terug naar Hamburg.

Op 20 februari 1588 werden Carel Baten en collega Jaspar van Weerdenburch aangesteld tot stadsgeneesheer van het Dordtse Heilig Sacramentsziekenhuis. Wellicht was de aanleiding dat dit ziekenhuis tevens een belangrijk militair hospitaal was eind jaren 80 vanwege de oorlogshandelingen in Brabant. Carel betrok een woning van het ziekenhuis in de Visstraat. De betaling door de thesaurier van de stad geeft over 1588 voor beiden aan: ‘thien maenden en een derden deel van een maent weddens tegen LXXV £ tsjaers’. Buiten die 75 gulden per jaar ontving Baten nog 75 gulden voor in het ziekenhuis verstrekte geneesmiddelen. In 1591 ontving hij voor de eerste maal een gratificatie van 75 gulden ‘totdat hij met sijne practijcque beeter ende meerder profijten binnen deeser steede sal weeten te doen’. Blijkbaar leverde zijn particuliere praktijk onvoldoende op. Nog in 1595 was de vergoeding voor de medicamenten die zij ‘in het Gasthuys besigen’ voor ieder 75 gulden per jaar. Dat jaar ontving Baten ook nog de jaarlijkse 75 gulden vanwege zijn noodlijdende praktijk. Na herhaalde verzoeken werd voor ieder de vergoeding voor verstrekte medicijnen in het gasthuis verhoogd tot 100 gulden.

Carel publiceerde in Dordrecht in 1589 de vertaling van het Artzney-buch van de Augsburgse arts en apotheker Christof Wirsung met als titel Medecyn Boec. Het was bestemd voor de ‘gemeyne luyden’ en werd een groot succes. In 1593 verscheen de tweede druk die Baten uitbreidde met ‘eenen seer excelenten gheexperimenteerden nieuwen coc-boeck’. Het was een kookboek met recepten voor exotische zaken als wijn, amandelen, citroenen, sinaasappelen en specerijen. Rond 1590 volgde van eigen hand Handboeck der chirurgyen. Het was een praktijkgids voor chirurgijns, omvatte uiteenzettingen over uitwendige ziekten en volgens de ondertitel bezat de schrijver zowel een licentiaat in de medicijnen als in de chirurgie.

In 1592 bracht Baten anoniem het boek De warachtighe historie van doctor Johannes Faustus uit over het onchristelijke leven van tovenaar en zwartekunstenaar Faust. De Dordtse drukker, Jan Canin (1534-1594), werd evenmin op het titelblad genoemd en gezien de te verwachten kritiek vanuit de kerkenraad, deden vertaler en drukker, beiden afkomstig uit Gent, daar verstandig aan. Dat het Faustboek doordrenkt was van Lutheraanse uitspraken, kan een prikkel tot vertalen zijn geweest. Carel schreef echter in 1601 professor Hendrik Smetius (1535-1614) in Neustadt dat hij zich vroeger als alchemist bezighield met het zoeken naar de ‘steen der wijzen’ en alternatieve geneeswijzen volgde voordat hij zich ‘bekeerde tot de hippocratische methode’.

Eveneens in 1592 kwam een vertaling van de vernieuwende werken van Ambroise Paré (1510-1590), de voornaamste chirurgijn van vier Franse koningen. Het werk van Paré is verdeeld in 28 boeken, van de anatomie van het lichaam, beenbreuken, gezwellen en de pest tot het balsemen van lijken. In 1594 verscheen Carels wonderlijke Secreet-boeck, met allerlei recepten, zoals vuur maken dat niet met water te blussen is en koortsbestrijding door kikvorsogen op het lichaam te binden. Daarna volgden twee vertalingen van geschriften van de Franse chirurgijn Jacques Guillemeau (1550-1613) over oogziekten en over de operatie- en verbandleer, respectievelijk in 1597 en 1598. Batens boek Van de siele der menschen uit 1601 richtte zich tegen de epicuristen die de Bijbel en de christelijke religie in twijfel trekken. Wat specifiek luthers was, werd weggelaten om bij de Dordtse calvinisten geen ophef te veroorzaken.

Carolus werd verweten dat hij zijn publicaties in het Nederlands uitbracht. Deze wees er op dat ‘de Grieken in de Griecxsche, de Arabers in de Arabische ende de Romeynen in de Latijnsche sprake’ schreven. Een belangrijker argument voor hem was dat de meeste menichte der chirurgijns deser landen in de Latijnsche sprake onervaren zijn’. Juist voor hen waren de medische handboeken bedoeld. De Dordtse arts en schrijver Johan van Beverwijck (1594-1647) noemde Carel Baten in één adem met beroemde Nederlandse medici als Pieter van Foreest (1521-1597), de Hollandse Hippocrates, en Nicolaas Tulp (1593-1674).

In 1602 vertrok Carel Baten naar Amsterdam. Daar werd hij opgenomen in de Lutherse gemeenschap. Op 6 maart 1604 verving hij daar zijn in 1591 overleden broer Levien, voormalig hoogleraar in Rostock, bij het huwelijk van diens zoon Johannes uit Hamburg, 23 jaar, medisch doctor, met Reijnhulda Agenna. In 1605 en 1606 was hij ouderling bij de Lutherse Gemeente in Amsterdam. Baten was ook als geneesheer actief in Amsterdam. In juni 1612 gaf hij op verzoek van een collega bij notaris Willem Cluijt een geneeskundige verklaring over een patiënt af. De genezen patiënt leed vermoedelijk aan Spaanse pokken (syfilis) en Baten had voor zijn dissertatie venerische ziekten bestudeerd. Hij wordt in het verslag ‘de Edele Hooggeleerde meester Carolus Battus, doctor in de medicynen’ genoemd.

Publicaties

Propositiones de morbo Gallico, 1569.
Handtboeck der chirurgien (Dordrecht 1590).
Secreet-boeck van vele diversche en heerlicke consten (Dordrecht 1594).
Van de siele des menschen (Dordrecht 1601).
Medecyn-boec, uit het Duits van Wirsung (Dordrecht 1589).
Warachtige historie van Dr. J. Faustus, uit het Duits (Dordrecht 1592).
De chirurgie ende alle de opera van A. Paré, uit het Frans, 1.100 pagina’s (Dordrecht 1592).
Tractaat van alle de ghebreken der oogen, uit het Frans van J. Guillemeau (Dordrecht 1597).
De Fransoysche chirurgie, uit het Frans van J. Guillemeau (Dordrecht 1598).

Literatuur

RAD: toegang 3, verpondingsregister 1594, toegang 20, toegang 21A, toegang 11, toegang 489.
Gemeentearchief Amsterdam: DTB, ONA 5075, inv. 342.
West-Brabants Archief: gemeente Steenbergen, dopen 25 juni 1617.
www.dordtenazoeker.nl: HulpbronnenDordrecht/familie carel baten
Evangelisch Lutherse Gemeente Amsterdam: churchmembers deel 1 (1609-1616), p. 7.
H. Smetius, Miscellanea Medica (Heidelberg 1611), p. 724-725.
A. Paauw, Europa’s Lutherdom (Amsterdam 1743), p. 330.
M. Dietrich Schröders, Kirchen-Historie des Evangelischen Mecklenburgs,1518-1742, deel 3 (Rostock 1789), p. 24.
J.C. Schultz Jacobi, Oud en nieuw uit de geschiedenis der Nederlandsch-Lutersche Kerk (Rotterdam 1862), p. 76-77, (Rotterdam 1864), p. 64.
Antwerpsch archievenblad, deel VI (Antwerpen 1864), p. 33 en 217.
K. Koppmann, Mitteilungen des Vereins fur Hamburgische Geschichtelker, deel 1 (Hamburg 1878), p. 105-108.
J.W. Pont, Geschiedenis van het Lutheranisme in de Nederlanden tot 1618, (Haarlem 1911).
E.D. Baumann, Carel Baten (Arnhem 1918).
B.H. 't Hooft, Das Holländische Volksbuch vom Doktor Faust, dissertatie (Den Haag 1926), p. 33-52.
A.J.J. van de Velde, Carolus Battus, in: Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1933 (Gent 1933), p. 529-560.
J. Briels, Zuid-Nederlanders in de Republiek 1572-1630, een demografische en cultuurhistorische studie (Sint-Niklaas 1985), p. 76-82.

Auteur

Cees Esseboom (april 2018)