Ary Scheffer
Geboren Dordrecht 10 februari 1795, overleden Argenteuil, Val d'Oise, bij Parijs 15 juni 1858; begraven in het familiegraf te Montmartre, Parijs. Schilder, tekenaar, etser, lithograaf en beeldhouwer, tekenleraar van de kinderen van de hertog van Orléans, de latere koning der Fransen Louis-Philippe (1773-1850), Kapitein (1831) en Commandant (1848) in de Nationale Garde. Zoon van de portretschilder Johan Bernhard Scheffer (Homberg, Hessen-Kassel, 1764 - Amsterdam 30 juni 1809) en de miniatuurportrettist Cornelia Lamme (Dordrecht 23 april 1769-Reuil, Marne, 4 juli 1839).
Cornelia Scheffer (Parijs 29 juli 1830-Parijs 20 december 1899), schilderes en beeldhouwster, was het enige kind van Ary Scheffer en een verder onbekende moeder ('Maria Johanna de Nes'). Cornelia Scheffer trouwde in 1845 in Parijs met René Marjolin (1812-1895), kinderarts en chirurg. Dit huwelijk bleef kinderloos. Ary Scheffer trouwde op 16 maart 1850 met Françoise-Louise-Sophie Marin (1805-1856), weduwe van zijn vriend generaal Marie-Étienne-François-Henri Baudrand, pair de France (1774-1848).
De in Dordrecht geboren romantische schilder Ary Scheffer werd door tijdgenoten tot de allergrootsten van de Franse school gerekend. In Parijs maakte hij furore als societyportrettist. Hij behaalde successen op de jaarlijkse Salons in het Louvre met voorstellingen ontleend aan Dante, Goethe en Byron. Uit zijn religieuze en eigentijdse onderwerpen spreekt betrokkenheid bij politieke, maatschappelijke en culturele ontwikkelingen.
Scheffer stamde uit een Dordtse kunstenaarsfamilie. Zijn beide ouders, maar ook de vader en broer van zijn moeder waren schilders in Dordrecht. De ouders trouwden op 26 oktober 1794 te Dordrecht en kregen zes kinderen, van wie er drie de volwassen leeftijd bereikten: Ary (oorspronkelijk Arie) was de oudste, daarna kwam Karel Arnoldus (Dordrecht 5 mei 1796 - Parijs 12 december 1853), die publicist zou worden en vervolgens Henry (Den Haag 23 september 1798 - Parijs 15 maart 1862), eveneens schilder. Het gezin verhuisde al in 1798 van Dordrecht naar Den Haag, vervolgens in 1801 naar Rotterdam en daarna in 1803 naar Amsterdam. Ary Scheffer kreeg zijn eerste schilderlessen van zijn vader en daarna op de Teekenschool van Amsterdam. Zijn vader overleed kort nadat deze in Amsterdam een aanstelling had gekregen als hofschilder van koning Lodewijk Napoleon. Willem Bilderdijk droeg in 1809 een rouwdicht op Aan de weduwe des kunstschilders Scheffer, in hare droefheid en moedigde Ary aan zijn talent te ontplooien en grote roem te vergaren: 'Uw Vader moet in u herleven!' Cornelia Scheffer-Lamme verhuisde met haar gezin in 1811 naar Parijs, waar Ary met zijn broer Henry les kreeg in het atelier van Pierre Guérin (1774-1833). Medeleerlingen waren Eugène Delacroix (1798-1863) en Théodore Géricault (1791-1824), die beiden boegbeelden zouden worden van de Franse romantiek.
In 1817 ontving Scheffer een medaille voor zijn inzending De dood van Lodewijk de Heilige op de Parijse Salon en de schilder François baron Gérard (1770-1837) nam hem onder zijn hoede. Scheffer begaf zich in republikeinse kringen, portretteerde o.a. generaal La Fayette en ging net als zijn beide broers om met de top van de liberale politieke oppositie. Als begenadigd ruiter zou hij zelfs aan twee Franse revoluties deelnemen. Hij voelde zich ook zeer betrokken bij de onafhankelijkheidsstrijd van onder meer de Polen en de Grieken. In 1827 schilderde hij het aangrijpende De vrouwen van Souli (Louvre, Parijs) en vijf andere onderwerpen uit de Griekse vrijheidsstrijd tegen de Turken.
Dankzij baron Gérard werd Scheffer tekenleraar van de kinderen van de hertog van Orléans. Toen Louis-Philippe tijdens de Julimonarchie in 1830 tot burgerkoning van Frankrijk werd uitgeroepen, werd de republikein Scheffer hofschilder. Hij zou de Orléansfamilie altijd trouw blijven. Hij werd beschouwd als een eerlijke vriend, raadgever en een bekwaam leraar van de prinsen en prinsessen. In het bijzonder had hij een goede band met prinses Marie van Orléans. Een bloeiperiode brak aan: Scheffer kreeg tal van belangrijke opdrachten, o.a. voor Versailles. In zijn dubbele atelier aan de rue Chaptal 16 (nu Musée de la Vie Romantique) waren regelmatig schilders als Ingres, Delacroix, Vernet en Delaroche te vinden en Scheffer ontving en portretteerde er vele beroemdheden van zijn tijd, zoals Chopin, Liszt, Rossini, Dickens en Lamartine. Ook rekende Scheffer historici als Henri Martin (1810-1883), François Guizot (1787-1874) en de godsdienstgeleerde en filosoof Ernest Renan (1823-1892) tot zijn vriendenkring. De laatste was getrouwd met zijn nichtje Cornélie (dochter van Henry). De gravures naar zijn werk behoorden tot de meest verkochte van de eeuw. Scheffer gaf les aan vele leerlingen en zodra zijn maatschappelijke positie het toeliet, steunde hij ook tal van jonge kunstenaars. Als beeldhouwer was Auguste Bartholdi, die later het Vrijheidsbeeld in New York zou ontwerpen, een van zijn leerlingen.
In 1848 maakte een revolutie een einde aan de Julimonarchie en hielp Scheffer de koninklijke familie vluchten uit Parijs. Als commandant in de Nationale Garde werkte hij mee aan de onderdrukking van de opstand van 23-25 juni 1848. Op 6 november 1850 werd Scheffer tot Fransman genaturaliseerd. Hoewel hij meer succes heeft gehad dan zijn meeste tijdgenoten en tot ver na zijn dood populair zou blijven, kreeg hij tijdens zijn leven al kritiek te verwerken en zou hij uiteindelijk zelfs in de vergetelheid raken. De jonge Charles Baudelaire omschreef zijn werk in 1846 als 'sentimentele apekool' ('Singes du Sentiment'). Voor velen bleef Scheffer de schilder van het gevoel. Een 'schilder van de ziel, die zich met slachtoffers, armen en ongelukkigen verbindt'. In de laatste jaren trok Scheffer zich echter steeds meer terug uit het sociaal-culturele leven. Sinds 1848 had hij geen werk meer tentoongesteld op de Salon en werd hij meer en meer gekweld door depressies en persoonlijke tegenslagen. Zijn politieke idealen zag hij uiteindelijk niet verwezenlijkt. Getekend door het verlies van dierbaren richtte hij zich vooral nog op religieuze onderwerpen waarin troost centraal stond. Op 15 juni 1858, om half tien in de avond, stierf hij in zijn buitenhuis nabij Parijs.
Hoewel Ary Scheffer slechts drie jaar in Dordrecht woonde, is de schilder onlosmakelijk verbonden met de stad: door zijn geboorte, het standbeeld (slechts enkele jaren na zijn dood op 8 mei 1862 in Dordrecht opgericht) en de grote collectie schilderijen, tekeningen, prenten en beelden van hem in het Dordrechts Museum. Scheffer heeft altijd een goede band met zijn geboortestad behouden: met zijn familie en met de bankier en verzamelaar Herman de Kat van Oost- en West-Barendrecht en Carnisse (1784-1865). De laatste was een groot bewonderaar, beijverde zich na Scheffers dood voor het standbeeld en werd wel de indirecte stichter van het Scheffer-Museum genoemd. Meermaals kwam Scheffer vanuit Parijs naar Dordrecht. In 1854 kwam hij op uitnodiging van De Kat, waarbij muziekgezelschap Euterpe hem een welkomstserenade bracht.
Tijdens zijn leven exposeerde Scheffer zijn werk in het Dordrechts Museum en schonk hij al schilderijen, maar zijn dochter Cornelia Marjolin-Scheffer zou er uiteindelijk voor zorgen dat nagenoeg de gehele ateliernalatenschap in 1899 aan de Vereniging Dordrechts Museum werd geschonken. Door een groeiende belangstelling voor de romantische schilderkunst van de 19de eeuw en verscheidene tentoonstellingen in het Dordrechts Museum (1979-1980; 1995-1996) is er in de laatste decennia een hernieuwde belangstelling waar te nemen voor het werk van Scheffer. Zijn schilderijen zijn in veel musea weer permanent te zien: van het Louvre in Parijs tot de Wallace Collection in Londen. Het Dordrechts Museum heeft twee zalen gewijd aan zijn werk en leent met enige regelmaat zijn schilderijen uit. Scheffer is lange tijd vergeten, schilderijen verdwenen in depots. Tegenwoordig mag hij bijna niet meer ontbreken op grote tentoonstellingen en brengen zijn werken hoge bedragen op.
Scheffer ontving vele onderscheidingen waaronder: Ridder in de Orde van het Legioen van Eer (1828), erelid van de Amsterdamse Academie voor Schone Kunsten (1828), Officier in de Orde van het Legioen van Eer (1835), erelid van de Koninklijke Academie van Wetenschappen, Letteren en Kunsten van België (1844), geassocieerd lid van het Koninklijk Nederlandsch Instituut van Wetenschappen, Letterkunde en Schoone Kunsten (1846), lid van de Orde van de Eikenkroon (1849), correspondent-lid van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen (1853).
Selectie van schilderijen
Zelfportret op 31-jarige leeftijd, 1826, Dordrechts Museum.
De Marseillaise, 1825-1826, DM.
Schets voor De vrouwen van Souli, 1827, DM.
Schets voor Wittekind onderwerpt zich aan Karel de Grote, 1835, DM.
Francesca da Rimini, 1835, Wallace Collection, Londen.
Mignon verlangende naar haar vaderland, 1836, DM.
Portret van prinses Marie van Orléans, 1837, DM.
Zelfportret op 43-jarige leeftijd, 1838, DM.
Cornelia Scheffer-Lamme op haar doodsbed, 1839, DM.
Ferdinand-Philippe van Orléans op zijn sterfbed, 1842, DM.
Portret van Frédéric Chopin, circa 1847, DM.
Augustinus en Monica, 1849, DM.
De hemelse en aardse liefde, 1850, DM.
De smarten der aarde verheffen zich ten hemel en veranderen in hoop en gelukzaligheid, 1847-1858, DM.
Jacob en de engel, 1856-1858, DM.
Bronnen en literatuur
J.M. de Groot en L.J.I. Ewals, Ary Scheffer, tekeningen, aquarellen en olieverfschetsen (tent.cat. Dordrechts Museum 1979-1980).
L.J.I. Ewals, Ary Scheffer. Sa vie et son oeuvre (Nijmegen 1987).
L.J.I. Ewals, Ary Scheffer 1795-1858. Gevierd Romanticus (tent.cat. Dordrechts Museum 1995-1996).
S. Paarlberg, Ary Scheffer, 1795-1858. Portret van een Franse schilder uit Dordrecht (Verhalen van Dordrecht deel 12, Alblasserdam 2008).
Standbeeld
Op het Scheffersplein te Dordrecht. Ontworpen door Joseph Mezzara en Scheffers' dochter Cornelia (1862). In de volksmond werd het standbeeld ook wel 'Aai van de Beurs' genoemd.
Auteur
Sander Paarlberg (april 2012)