767 Waterschap 'Mijnsheerenland van Moerkerken'
767
Waterschap 'Mijnsheerenland van Moerkerken'
Aanwijzingen voor de gebruiker
laatste wijziging 05-02-2024
694 beschreven archiefstukken
5 gedigitaliseerd
totaal 33 bestanden
Inventaris
4. Bijlage 2
Inventarisno. 10 archief van de Dijkagie van Mijnsheerenland van Moerkerken.
Akte van uitgifte van de nieuwe dijkagie voor de "Maesdam van de oude Maze, aan beide zijden", voor Philips van Bourgondië, aan Ridder Lodewijck, heer van Moerkercken en van de Merwede, tot het Inrichten van een bestuur en het uitvaardigen van keuren, 1440.
Hertoge Philips Handveste den Ingelanden van Mijnsheerenlandt van Moerkercken ende hare Medeplegers.
Philips by der gratien Gods, Hertoge van Bourgonnien, van Lotterijk, van Brabant ende van Lemburgh, Grave van Vlaenderen, van Artoys, van Bourgonnien, Palatijn van Henegouw, van Hollandt, van Zeelandt, ende van Namen, Marekgrave des Heyligen Rijcx, Heere van Vrieslandt, van Salms ende van Mechelen.
Doen kondt ende kennelijk allen luyden, dat onsen getrouwen Ridder Lodewijck, Heere van Moerkercken, ende van de Merwede, doe Godt genadigh zy; dat Convent van Catuyserenorden, gelegen buyten der Stadt Utrecht, in Bloemendael, geheeten ten Nieuwenlicht; Saris Reynoutsoon, daer Godt over wilt ontfermen; Jonckvrouw Elisabeth van Overvecht, Jan Nemeris weduwe, ende andere, die gelandt zijn in der Nieuwe Dijckagie voor den Maesdam. binnen onse Graeflijckheyt van Hollandt, die oude Maze aen beyde eynden by der hulpe van Gode met groote koste, last ende arbeyt gesloten hebben aen die Heerlijckheyt van Stryen, met eenen Winterdijck daer Godt In gelooft wil wesen; ende om dit selve bedijckte Land ten besten te besorgen in toekomende tijden, soo hebben wij dit voorsz. Landt ende allen die genen die binnen de selve Dijkagie geërft of gelandt zijn, of tot eenigen tijden geërft of gelandt mogen werden, sulcke graciën ende Rechten gegeven als hier naer beschreven staet.
In den eersten sullen wy hen setten eenen Dijckgrave die ons genought, Behoudelijck dat wy hen niemant setten en sullen tot eenen Dijckgrave, dan een goed ervaren Man, ende die sal geërft ende gelandt wesen, sijns eygens vrygoet binnen der selver Dijckagie tot vijftien Mergens toe of daer boven, ende tot wat tijden als wy onsen Dijckgrave verlaten ende eenen anderen setten, soo sal onsen Outsten Heemraet van der selver Dijckagie voorsz. onsen Nieuwen Dijckgrave voorsz. eenen Eedt staven, dat hy recht doen sal naer gewoonte ende rechten, ende als hy desen Eed gedaen heeft soo sal hy recht doen met onsen Heemraet van de selve Dijckagie, ende niet eerende waert dat onsen Dijckgrave buyten waer of sieck waer, of niet komen en mochte, of komen en wilde, noch niemant in sijn stede en settede om recht te helpen doen, soo mogen dan onse Heemraden alsoo dickwils als dat gebeurt ende van nooden is eenen anderen Dijckgrave kiesen, die gegoet ware tot thien Mergen Landts toe, daer sy recht mede doen op die tijd behoudelijck onsen Dijckgrave sijns recht, dat is te weten tot wat tijden dat onsen Dijckgrave thuys komt, ofte gesont wordt ende selver recht doen wil, of eenen anderen in sijn stede setten, dat hy dan weder in syne macht wesen sal; ende wat gelt onsen Dijckgrave uytleyt by vonnis der Heemraden, dat sal hy weder ontfangen aen twee schatten gelde of aen vier schatten pande.
Item soo sal de selve Dijckagie met Heynkensoort ende met sulck Lant als onder de Heerlijckheyt van Stryen leyt, ende met deser Dijckagie uytwatert, ende leggende onder eenre Schouwe, hebben seven Heemraden, daer men altijt van onzer zijde af setten sal vijf Heemraden, ende van der Heerlijckheyt wegen van Stryen altijt twee Heemraden.
Item ons vijf Heemraden sullen altijt gekoren werden van de Ingelanden der selver Dijckagie, metten Ingelanden van Heyntgensoort, soo geven wy macht, dat alle die genen die geërft zijn in der nieuwe Dijckagie tot vyf mergen Landts toe, dat sy Stemmen hebben sullen de voorsz. vijf Heemraden te kiezen, behoudelijck dat men niemant Heemraedt en sal kiesen hy en sal geërft wesen tot thien Mergen Landts toe, of daer boven, binnen der selver Dijckagie, ende dese vijf Heemraden sullen altijts gekooren werden des anderdaegs naer Sinte Matthijsdagh in Zulle (+), ende de kiesinge sal geschieden binnen onse Stede van Dordrecht ten Augustinen in 't Pant ofte in den Reventer, ende wie van de Ingelanden dan daer niet en waer, die sal geen stemme hebben in de kiesinge.
Item als onse vijf Heemraden gekooren zijn gelijck voorsz. staet, dan sal hen onsen Dijckgrave eenen Eedt staven dat sy Heemraed wesen sullen: dan soo sal onsen Dijckgrave voorsz. tot allen tijden alst te doen metten seven Heemraden voorschreven schouwen ende recht doen op alle Dijcken, ende Uyterdijcken, Sluysen, ende Sluys-vlieten, Sylen ende Waterkeeringen, Wegen ende Watergangen, die binnen of buyten aen deser Dijckagie leggen. Ende soo wat keuren dese seven Heemraden voorsz. ofte dat meestendeel van hen sevenen, die nu zijn ofte namaels wesen zullen, maken by haren Eedt, om oirbaer ende profijt der selver Dijckagie ende des gemeene Landts, of vonnis dat sy wysen, die keuren ende vonnissen houden wy van waerden, ende daer sullen wy, noch niemant van onsen 'twegen tegens seggen, ende waer yemant anders die daer tegens seyde die verbeuren tegen ons seventigh Pont Hollandts, ende tegens elcken Heemraedt thien pont Hollandts.
Item soo wie onsen Dijckgrave of eenigh van de Heemraden, Clercq of Roe-drager, of eenigh van de geswooren, quade woorden gave om rechts wil dat sy deden, of gedaen hadden, die soude tegens ons, ende tegens den Heemraden verbeuren die selve boete die voorschreven staet.
Item soo wie eenig van de voorschreven misdede metter hand, ofte met eenigh wapen, om rechts wil dat zy deden, of gedaen hadden, die soude verbeuren tegens ons lijf ende goet, ende dat sal berechten onsen Dijckgrave ende Heemraden voorschr. ende de misdadige en sal tegens ons niet koopen mogen sijn lijf of sijn goet, hy en sal eerst gebetert hebben den genen die hy misdaen heeft. Voorts soo nemen wy onsen Dijckgrave ende Heemraden, ende alle geswooren van de selve Dijckagie in onse bescherminge.
Item voort soo concenteren wy ende maken machtigh, alle die Ambachts-Heeren die nu zijn ofte by tyden wesen sullen, en Ambachts-Heerschappe hebben, of hier na binnen deser selver Dijckagien tot eeniger tyt hebben sullen, dat elk maken sal in syn Ambacht een Schutkoy, ende soo wat Paerden, Koeyen, Varckens, Schapen, of andere Beesten, die men vindt aen den Dijck, of op ten Uyter-dijck, die sal men brengen in de Schut-koy, die sullen betalen sulcke boeten als den Heemraedt daer op leggen sal; ende wat Beesten dat yemant vindt die hem schade doen, die sal hy of syne gewaerde Bode brengen in die Schutkoy voorschreven, ende dat sal mede staen, op sulck recht ende boeten als onsen Heemraedt daer op leggen sal; ende tot wat tyden dattet van nooden is soo mogen onsen Dijckgrave, Heemraden, of eenig van de gesworen, gebieden alle die woonachtig sijn binnen deser Dijckagie, op een boete van tseventig Pont, dat sy komen aen den Dijck ter Landweer. Soo Concenteren wy ende geven onsen Dyckgrave ende seven Heemraden, een Stede over al in onsen Landen van Zuyt-Hollandt, dat sy daer Recht mogen doen van saecke deser Dijckagie voorschreven aengaende: ende want wy aengesien hebben dat alle bedijckte Winterlanden daar SomerLandt aengedijckt werden, staen tot groote kost, last ende sorge, ende gevreest zijn die Winter landerye mede verderffelijck te werden; Soo is't dat Wy beveelen met sonderlingen ernst eenen yegelijken, ende elcken bysonder, dat niemant geen Somerlandt en bedijckt of doe bedijcken op vijftig Roeden naer de voorschreven Winterlanden, op een boete alle die gene die doen of doen doen elek te verbeuren tegens ons tseventigh Pont, ende tegens elcke Heemraet tien Pont, alsoo dicke ende alsoo menig werven als sy daer inne gevonden, of betuyght worden.
Item soo sal niemant geenre handen Beesten weyden op vijf-en-twintigh Roeden an de voorschreven Winterdijck, op een boete van thien Pont, maer die vijf-en-twintigh Roeden sullen blijven leggen om uyt te Dijcken, tot ruchte inne te wasschen, ende die Ruchten en sal men niet snijden Sinte Pieters dagh In Zulle (++) sal eerst geleden wesen, elck op een boete van thien Pont, die eerder snijden of doen snijden. Voorts soo Concenteren wy tot wat tyden onsen Dijckgrave ende Heemraden voorschreven in dier tijt wesende , sullen oirbaerlijck achten te wesen een nieuwe Winterlandt te bedijcken, aen dit Winterlandt voorschreven dat sy dat tot alre tijt doen mogen op deser selver Hantvest, ende als sy beginnen een Winterlandt te bedijcken, soo sal dat selver Landt dat binnen der Nieuwer Dijckagie komen sal, ende alle die daer inne gelandt sullen wesen, die sullen hebben, ende behouden tot eeuwigen dage, een Schouw metten Landen dat nu bedijckt is, ende sullen voort genieten ende gebruyken, geheel ende onvermindert alle die Rechten ende Privilegien die in deser Hantvest geschreven staen, om dat wy willen dat alle dese poincten ende elck bysonder vast gestade ende onverbroocken gehouden worden, tot eeuwigen dage, voor ons, ende voor onse naerkomelingen, soo bevelen wy onsen Schout, Burgemeestern, Schepenen ende Raden, onser goeder Steden van Dordrecht, onsen Bailliouw ende Mannen van Zuyt-Hollandt, ende elcken bysonder tot wat tyden dat sy 's vermaent sullen werden van onsen Dijckgrave, ende Heemraden voorschreven, om bystant te hebben deser Handtvest te helpen sterken, dat sy hem bystant doen, met haar vermogen.
In Oirconden desen brieven bezegelt ende onsen zegel hier aen gehangen. Gegeven op den tweeden dagh September in 't Jaer ons Heeren Duysent vier hondert en veertigh.
(+)Sinte Matthijsdagh In Zulle is 24 februari, met uitzondering dan wanneer het een schrikkeljaar betreft, in dat geval de 25ste.
(++)Sinte Pieter dagh in Zulle is 25 februari.
4.1. Keure ende Ordonnantie, van den Landen van Mijns-Heeren-Land van Moerkereken
Dyckgraef ende Hoogdijck-Heemraden, en den Waertsman van MijnsHeerenlandt van
Moerkercken, bemerckende dat hoe langhs hoe meer, verscheyde groote disordres en ongeregeltheden worden gepleeght, door dien de oude Keuren ende Ordonnantien voor desen op 26 February 1596 bij Dijckgraef ende Hoogdijck-Heemraden voornoemt met advijs ende goetvinden van de gemeene Ingelanden van Mijnsheerenlandt voorschreven, gemaeckt, ende gearresteert soo op de Sluyse, Sluys-Vlieten, Hoofden ende Wangen der selfe, mitsgaders de Boesem-Landen, Boesem-Kadens ende gevolgen van dien, alsmede op de Dijcken, Dijckslooten, Bermen en Wegen, niet en werden behoorlijcken onderhouden en achtervolgt, tot groote schaden en nadeel van 'tvoorschreven gemeeneLandt.
Soo hebben welgemelte Dijckgraef ende Hooghdijk Heemraden, enden Waertsman, naar Resumptie van de voorschreven oude Keure, ende Ordonnantie hooghnoodigh geacht de selfde mitsdesen te vernieuwen, Amplieren ende dresseren, ende vervolgens mitsdesen, te Keuren, Ordonneren ende statueren, de Poincten ende Artijkelen hier naer volgende:
4.1.10. X
767 Waterschap 'Mijnsheerenland van Moerkerken'
Inventaris
4. Bijlage 2
4.1. Keure ende Ordonnantie, van den Landen van Mijns-Heeren-Land van Moerkereken
4.1.10.
X
laatste wijziging 04-11-2013
Geen Missye te leggen op de Bermen, ofte water daer over te leyden zonder houte goot.
Is noch in Keure geleyt, dat niemant eenige Missye ofte Vuyligheyt sal laten leggen, ofte water uyt laten loopen ofte over de Bermen, ten ware met concent: maar sullen gehouden wesen een Zijl ofte Gote te leggen in de Bermen, omme haer water ende vuyligheyt te losen in den Dijcksloot, ende de selve Goot bedecken met een plank ende aerde, dat men bequamelijck daer over rijden kan, op de boete van ses Ponden.
Is noch in Keure geleyt, dat niemant eenige Missye ofte Vuyligheyt sal laten leggen, ofte water uyt laten loopen ofte over de Bermen, ten ware met concent: maar sullen gehouden wesen een Zijl ofte Gote te leggen in de Bermen, omme haer water ende vuyligheyt te losen in den Dijcksloot, ende de selve Goot bedecken met een plank ende aerde, dat men bequamelijck daer over rijden kan, op de boete van ses Ponden.
laatste wijziging 05-02-2024
694 beschreven archiefstukken
5 gedigitaliseerd
totaal 33 bestanden
Kenmerken
Datering:
1381 - 1974
Auteur:
G. Timmerman (2001)
Licentie:
Titel inventaris:
Waterschap 'Mijnsheerenland van Moerkerken'
Categorie:
laatste wijziging 05-02-2024
694 beschreven archiefstukken
5 gedigitaliseerd
totaal 33 bestanden