Uw zoekacties: Hoogheemraadschap van de Zwijndrechtse Waard

728 Hoogheemraadschap van de Zwijndrechtse Waard

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Aanwijzingen voor de gebruiker
Openbaarheidsbeperkingen
Beperkingen aan het gebruik
Andere toegangen
Aanvraaginstructie
Citeerinstructie
Inleiding
1. Oude archieven van het hoogheemraadschap van de Zwijndrechtsche Waard
2. Oud archief van het dijksbestuur van de Zwijndrechtsche Waard
3. Oud archief der gezamenlijke polderbesturen aan de Develzijde van de Zwijndrechtsche Waard
Inventaris
5. Bijlage. Het Dijkcollege van de Zwijndrechtsche Waard in 1568
5.1. Inleiding
'Reeds in 1910 heeft Fruin erop gewezen, "dat hij, die gewapend met al de uitgaven der oud-vaderlandsche rechtsbronnen, zich neerzet om nu in zijn studeervertrek het oude recht in zijn ontwikkeling te beschrijven, bedrogen zal uitkomen, zoo hij niet telkens inlichtingen inwint uit de archieven, die de acta bevatten der colleges en der personen, die met de uitoefening en de handhaving van het recht belast zijn geweest". *  Hier zou aan kunnen worden toegevoegd, dat men niet alleen bedrogen kan uitkomen: er bestaat ook. een gerede kans dat men helemaal nergens uitkomt, namelijk dat men er zich zonder de acta geen enkele voorstelling van kan vormen hoe het nu eigenlijk in werkelijkheid toeging. Een verhandeling over een onderwerp van oud-vaderlands recht kan dan bestaan uit de vervanging van oude formules, waaruit de auteur geen beeld heeft kunnen vormen, door moderne zinnen, die bij de lezer geen voorstelling oproepen. Dit geldt mede voor het oude dijk- en waterschapsrecht.
De vrij volledige publicatie van de handvesten en oorkonden betreffende de rechtsgeschiedenis van de Zwijndrechtsche Waard door Nibbelink *  bijvoorbeeld is geheel en al ontoereikend om ons een voorstelling te geven van de werking van zo'n laatmiddeleeuws dijkcollege, waarvan de taak bestond uit een voor onze tijd onvoorstelbare combinatie van rechtspraak en beheer. Om die voorstelling wel te kunnen krijgen moet men - zoals Fruin terecht opmerkt - de acta van zo'n college raadplegen. Het eerste jaar, waarover die acta van het college van dijkgraaf en hoge heemraden van de Zwijndrechtsche Waard volledig aanwezig zijn, is 1568. Zij geven ons een volledig inzicht in wat het college deed en hoe het dat deed in de landsheerlijke tijd, dus voordat de ontwikkelingen, waaraan onze hogere waterschapsbesturen tijdens de Republiek onderhevig waren *  , hun invloed hadden doen gelden. De acta van het dijkcollege van de Zwijndrechtsche Waard over 1568 zijn hierachter afgedrukt, voorafgegaan door een tekst van het door Nibbelink *  in onverstaanbare vorm gepubliceerde dingtaal van de schouw, de acte van aanstelling van de in 1568 fungerende dijkgraaf *  en een resolutie, waaruit men kan opmaken, dat de Zwijndrechtse roede *  tot 1570 is toegepast.
5.1.24. Dijkgraaf en hoogheemraden spreken recht in geschillen over achterstallig salaris van een klerk, aardroving en griendroving, onbeheerde dijkvakken en achterstallige omslagen van de schouten
728 Hoogheemraadschap van de Zwijndrechtse Waard
Inventaris
5. Bijlage. Het Dijkcollege van de Zwijndrechtsche Waard in 1568
5.1. Inleiding
5.1.24.
Dijkgraaf en hoogheemraden spreken recht in geschillen over achterstallig salaris van een klerk, aardroving en griendroving, onbeheerde dijkvakken en achterstallige omslagen van de schouten
Datering:
1568 november 5, 15 en 20, december 4
Den vrijen rechtdach als den 6en dach van november 1568 hebben voer dijckgrave ende hooge heemraeden 's landts van Zwindrecht bij namen Boudewijn van Drenckwaert als dijckgraeff, de generaal, mr. Adriaen van Bleyenburch, Jacop Aertsz. Henxtman ende Adriaen Woutersz. Vinck als hooge heemraden gedient in de Wijncooperscappel binnen Dordrecht deese naevolgende partijen:
1. Dirck Schouten eysscher contra Egmondt Matijsz. gedaechde. Versouct uuytspraecke volgende de submissie.
Mijn heeren stellen de saecke uuyt tot de coempste van mr. Willem Scoeck ende sullen alsdan uuytspraecke doen als zij bevinden zullen nae rechte te behoiren.
2. De zoen van Govert van Bemondt eysscher contra Adriaen Woutersz. Vinck gedaechde. Eyscht van weeghen zijn vader saliger van weddens, vacatien ende andere verschoten penningen bij rekening particulier tusschen zijn vader saliger en Adriaen Woutersz. Vinck beloopende ter somme van 78 £ van 40 gr. daarop bij Adriaen Woutersz. betaelt is 64 £ sulcxs dat hem eysschers noch zuver resten zoude uuyte name alsboven 14 £.
Waerop Adriaen Woutersz. versochte te hebben eyssche in scriptis omme bij hem gedaechde daerop te antwoorden binnen acht daghen nae de receptie van dyen 't welck hem bij mijnen heeren gegundt es. Ende sulcxs den eyssche bij den eysscher hem stande pede gelevert mij present.
3. Jan Willemsz. eysscher contra Dirck Pieren wagemaecker ende Huych Jansz. visscher gedaechden. Mijn heeren hebben de saecke uuytgestelt den tijt van acht daghen ende dat parthijen daer en tusschen bij maelcanderen sullen gaen op hoope van accordt. Actum alsvooren.
4. Bouduwijn van Drenckwaert als dijckgraeff eysscher contra Adriaen Joesten ende Jacop Joestensz. weduwe uuyt en name van hare man saliger gedaechden.
Seyt alsoe de gedaechdens beroeft hebben den ondervoet van den dijck bij kennisse van den heemraedt dat d'zelve gecondempneert sullen werden in de boete van tzestich pondt.
Parthijen hebben bij tusschenspreeken van den heemraedt de saecke gesubmitteert aen goede mannen als de generael Bucquet ende Jacop Aertsz. waersman.
5. Pot Heindricxsz. eysscher contra Willem Adriaensz. Lueteringe ende Jacop van Gewande gedaechden concludeert tot condempnatie van twaelff stuvers van arbeytsloon bij hem verdient aen 't Heylich Geestdijck te weeten ses roeden, van de roede twee stuvers welcken dijck hem aenbesteet is bij Willem de Lueteringhe, Waerop Jacob van Gewande zeyde dat hij eysscher soucken zoude die hem 't zelve besteet hadde alsoe hij nyet en wiste, wat hij daervan bedonghen hadde.
Mijnen heeren gehoirt hebbende die allegatien van perthijen ende oeck Gerrit Thielen die verclaert heeft De Lueteringhe rechtelijck de weete gedaen te hebben ende niet gecompareert en is, hebben gecondempneert ende comdempneren mits deesen Willem de Luetering voers. den eysscher te betalen zijn geëyschte arbeytsloon ende in de costen ter cause van deesen gedaen mits gereserveert zijne actie. Actum alsvooren mij present.
6. Jan Adriaensz. ende Jacop Aertsz. beyde waersluyden 's landts van Zwindrecht verzoucken uuytlegginghe te hebben van den hoogen ommeslach op alle onwillighe schouten met eenen blinckenden penninck. Gehoirt welck versouck hebben mijn heeren geordineert dat men d'zelve onwillighe elcxs zal doen een rechtelicke weete ende indyen dat zij binnen de veerthien daghen naedat heemluyden de weete gedaen is niet een betalen in handen van de voers. waersluyden dat den dijckgraeff alsdan versocht zijnde uuytlegginghe doen sal nae recht.
7. Cornelis Willem Huygez. versouckt aen mijnen heeren heeringhe te willen doen ter schouwaerts involgende die dijckboucken ende legger. Ende dat van de pael aff die alsnu geslaghen is op Heer Jansdam bij kennisse van oude luyden als't blijct bij de certificatie bij hem requirant mijn heeren overgelevert.
Es bij mij heeren geconcludeert dat men committeren zal eenighe van den hooghe heemraedt, die aldaer in loco comen ende heeringhe doen sullen mitten binnenslantschen heemraedt naerdat zijluyden bevinden zullen nae rechte te behoiren.

Actum den derthiensten november 1568 hebben in de Wijncooperscappel binnen Dordrecht gedient voor dijckgraef ende hoogeheemraeden 's landts van Zwindrecht deese naevolgende perthijen:
8. Dirck Schouten eysscher contra Egmondt Mathijsz. gedaechde. Versouct uuytsprake volgende de submissie.
Mijn heeren zullen de stucken van parthijen op morghen visiteren ende op overmorghen uuytsprake doen naedat zij bevinden zullen te behoiren.
9. Jan 't Hoywagenken ende Adriaen Foppez. eysschers contra Willem Adriaensz. Braynckenaer gedaechde absent.
Concluderen tot condempnatie van vijff carolusgulden bij haerlieden bedonghen ende verdient van rijs- ende aertwerck aen den verweerders dijck.
Mits Jan 't Hoeywagenken als annemer bij eede verclaerde de voers. vijff carolusgulden van den gedaechden bedonghen te hebben van zijnen dijck, condempneren mijn heeren den defaillant de voers, vijff carolusgulden te betalen binnen drie daghen mitsgaders in de costen hieromme gedaen op peyne van dezelve penningen bij den dijckgraeff uuytgeleyt nae dijckrecht. (In de marge:) Den 17en december 1568 zijn bij den dijckgraeff deese penningen uuytgeleyt ende betaelt Adriaen Foppez. mette oncosten van dyen t' samen 6 £ 3 s. mij present, mits dat den gecondempneerde eerst gehadt heeft een rechtelicke weete van den gezworen roedrager, die d'zelve weete gekent heeft voer den dijckgraeff.
Den eersten october 1569 zijn bij mijn heere deese penningen bij hem uuytgeleyt ontfangen ende gecompenseert mits brengende noch een ham.
10. Jan Willemsz. eysscher contra Huych Jansz. gedaechde.
Eyscht dat den gedaechde gehouden zal weesen ruyminghe te doen van de huysinge staende op zijnen dijck ofte dat hij denzelven dijck zal helpen houden ende maecken uuyt alle schouwen ende kueren die dijckgraeff ende hooge heemraeden daerop zoude moegen ordineren, waerop die gedaechde allegeerde ende seyde dat hij tevreden was jaerlicxs de hoopkens te leggen, de stekelen te blooten ende de sporen te vollen. Mitsgaders noch jaerlicxs in den voersomer zes schuyten aerde te brenghen an denzelven dijck mits conditie dat den eysscher hem d'zelve aerde opten dijck zal helpen.
Mit welcke presentatie den eysscher duer tusschenspreecken van den heemraet tevreden was.
11. Upte differenten geresen voer dijckgraeff ende hooge heemraden 's landts van Zwindrecht tusschen Heindrick van Dordt cum sociis eysschers ter eenre contra Heindrik Jansz. ende Adriaen Foppez. gedaechde ter andere.
De voers. eysschers allegeerden alsoe de gedaechdens genieten de proffijten van de griendinghen, die alsnu affgaende zijn, staende opte twaloff roeden voer haren dijck, dat dzelve gehouden zullen weesen onversterffelicke borghe te stellen tot preservatie van haren dijck.
Waerop die gedaechdens allegeerden ende zeyden tot huere defentie dat zij den dijck in questie altoes uuyt alle keuren ende schouwe gehouden hebben alsoe lange als zij d'zelve griendingen gepossideert hebben ende alsnoch begeren t'onderhouden. Oock mede dat zij d'zelve griendinghen gecoft ende betaelt hebben. Concluderende daeromme ongehouden te zijn eenighe andere onversterffelicke borghe te stellen dan die griendinghen voer den zelven dijck geleghen ende mitsdien geabsolveert te zijn van den eyssche op hemluyden gedaan.
Gehoirt bij mijnen heeren de allegatie van perthijen hebben verclaert ende verclaren mits deesen dat de eysschers te vrouch op zijn.
12. Die zoon van Govert van Bemondt eysscher contra Grietken Hermans gedaechde.
Concludeert tot condempnatie van thien stuvers bij zijn vader saliger verdient aen twee copyen te scrijven voer den gedaechde.
De gedaechde heeft in presentie van mijnen heeren den eysscher betaelt zeven stuvers in voldoeninghe van deesen. Ende was den eysscher daermede gecontenteert.
13. Heindrick van Dordt cum sociis eysschers contra Cornelis Willem Huygez. gedaechde.
In state sub spe concordie den tijt van acht daghen.
Actum den 15ten november 1568:
14. Alsoe Dirck Schouten eysscher ter eenre contra Egmondt Mathijsz, verweerder ter andere gesubmitteert hebben aen dijckgrave ende hooge heemraeden van de lande van Zwindrecht bij namen Bouduwijn van Drenckwaert als dijckgraeff, Willem Bucket Blasius, mr. Willem Scoeck, mr. Adriaen van Blijenburch, Jacop Aertsz. Hencxtman ende Adriaen Woutersz. Vinck als hooge heemraden, alle hare questien ende geschillen, die zij mit malcanderen hadden uuytstaende van anderhalve mergen landts metten dijck ende alle andere ongelden van dyen gelegen in Kijffhouck in een weer landts groot drie ende twintich merghen vijffhondert ende vierentzeventich roeden nae uuytwijsen de metinghe opten derden octobris anno 1500 acht ende zestich laestleden gedaen bij Jacop Buys gezworen lantmeter der stede van Dordrecht ende Zuythollandt,
welcke voers. anderhalve merghen die voers. Dirck Schouten sustineerde hem in eygendom toe te behoiren als die daerinne geheert zoude geweest zijn in den jare een ende tzestich laestleden bij schoudt ende gezworens van Kijffhouck voers. sedert welcken jare een ende tzestich de voers, Dirck Schouten sulcxs jaerlicxs t'zijne groote costen den voers. dijck onderhouden ende alle ongelt betaelt zoude hebben ende nochtans gebruyct zouden werden bij den voers. Egmondt Matijsz.
Diezelve Egmondt sustineerde ter contrarie als anders gheen landt in 't voers. weer te hebben ofte te gebruycken dan hem uuyt crachte van zijne brieven zoude competeren van welcke landen hij jaerlicxs oyck den dijck zoude hebben doen maecken.
Eyntelick nae de voers. dijckgrave ende heemraeden alle de stucken, brieven, munimenten ende verificaties mitsgaders oick diversche dijckboucken, daer die heeringhe nae behoirt gedraghen te weesen, gevisiteert hebben gehadt, uuytgesproecken ende verclaert, uuytspreecken ende verclaren mits deesen dat den voers. Egmondt Matijsz. in 't voers. weer gerechticht is tot vijfthien merghen behalven den boemgaert, griendinghen ende grondt daer 't huys, berch ende schuyer is op staende. Ende 't Sacramentsgasthuys tot zestalff merghen ende die kerck van Kijffhouck tot vijf hondt ende een halff. Ende in de reste vandt voers. weer den voers. Dirck Schouten.
Ende indyen d'zelve Dirck Schouten meer dijcxs heeft gemaect ende ongelden betaelt dan zijne portie als voers. is aendraecht, sal al 't zelve moeghen verhalen aen den voers. Egmondt Matijsz. landen zoeverre den voers. Egmondt zoe veel dijcxs niet en heeft gemaect als hem van rechtsweeghen competerende te houden van zijne landen voers.
Ende aengaende de rechtlicke costen zullen gedraghen werden bij Egmondt Matijsz, de twee deelen ende bij Dirck Schouten 't derdendeel ende dit al bij taxatie ende moderatie van dijckgrave ende heemraeden voers.
Aldus gepronunchieert in de Wijncooperscappel binnen Dordrecht den vijfthiensten dach novembri anno 1500 acht ende tzestich ende duer specialen last van dijckgraeff ende heemraeden voers. onderteyckent bij mij als clerck (w.g.) Co. Matijsz.
15. Op huyden datum van deesen compareerden in de Wijncooperscappel binnen Dordrecht voer Willam Bucket Blasius ende mr. Willem Scoeck, hooge heemraden van de lande van Zwindrecht, Willem Claesz. oudt ontrendt vijftich jaren ende Jan Cornelisz. oudt ontrent vijff ofte zes ende dertich jaren beyde uuyt Hendrick Yden ambacht als rechtelicken gedaecht zijnde om getuychenis der waerheyt te geven ter instantie van Heindrick ende Lenaert van Dort.
Ende hebben bij solemneelen eede lijffelijcken aan Godt ende den heylighen gedaen mit upgerechten vingeren getuycht; geaffirmeert ende verclaert waerachtich te zijn, dat ontrendt twee jaeren geleden zij deposanten aengenomen hebben gehadt van den voers. Heindrick ende Lenaert van Dort zekere dijckaige gelegen in de Kyffhoucxe kavel tegens de plaetse daer Willem Huygez, huys gestaan heeft. Ende dat zij deposanten alsdoen ter tijt gheen oudt rijs ofte staken an denzelven dijck gevonden hebben, dan dat den voers. dijck overset was mit eene nyeuwe seete. Ende dat zij deposanten zulcxs 't eerste rijswerck aen denzelven dijck gemaect hebben volgende die keure bij dijckgraeff ende hooge heemraeden doen ter tijt zijnde geordineert. Actum den 15ten november 1568 mij present.
Actum den 20ten november 1568:
16. Heindrick ende Lenaert van Dort cum sociis eysschers ter eenre contra Cornelis Willem Huygez. gedaechde ende verweerder.
In state ten 14 daghen ende sullen dezelve parthyen alsdan alle vordere verificatiën overbrenghen hoe veel stoeven van den ondervoet van den dijck affgehouden zijn ende wanneer de griendinghen gehouden is: voer ofte naer sinte Pieter.
17. Alsoe Gerrit van Bemondt uuyten naem van zijne vader saligher eysscher ter eenre contra Adriaen Woutersz. Vinck gedaechde ende verweerder ter andere gesubmitteert hebben aen dijckgrave ende hooge heemraeden 's lants van Zwindrecht alle hare questien ende geschillen, die zijluyden mit maelcanderen hadden uuytstaende beroerende eene rekeninghe particulier van zekere weddens, vacatien ende verschoten penninghen, die Govert van Bemondt sal als clerck competerende zijn van den voers. Vinck gedaechde alhier, beloopende dezelve rekeninghe ter somme van 78 £, daerop den gedaechde betaelt heeft de somme van 64 £ zulcxs dat den eysscher uuyten name alsboven noch zuver resten zoude van weddens van 't jaer '62 de somme van 14 £, waerop den gedaechde seyde daerjegens gelevert te hebben den voers. Govert van Bemondt twee weers mitsgaders hem noch geleendt te hebben aen gelde in Den Haech 30 s. ende voirts meer andere dyergelijcke allegatien ende woerden.
Eyntelijck, nae de voers. dijckgraeff ende heemraeden gehoirt hebben 't gundt parthijen geallegeerdt ende geproduceert hebben, hebben uuytgesprocken ende verclaert, uuytspreecken ende verclaren mits deesen dat Adriaen Woutersz. betalen sal de soen van Govert van Bemondt eens de somme van zes karolus gulden; des indyen den voers, gedaechde can doen blijcken bij Govert van Bemondts handt denzelven noch eenighe penninghen betaelt te hebben meer als in de rekeninghe particulier verclaert staet, zal 't zelve den gedaechde moeghen. verhaelen ende zijne actie daervan gereservereert zijn opten eysscher alhier. Actum ut supra.
18. Opte differenten geresen voer dijckgraeff ende hooge heemraeden 's lants van Zwindrecht tusschen Heindrick ende Lenaert van Dort cum sociis eysschers ter eenre contra Cornelis Wiliem Huygez. gedaechde ende verweerder ter andere,
de voers. eysschers allegeerden alsoe ontrent twee jaren geleden t'hare kennisse gecomen is, dat bij den hooghen heemraedt in keuren geleyt was zekere dijck, die ongemaect bleef ligghen ende haerlieden zoude competeren te houden, welcke dijck den voers. gedaechde ende zijn predecesseurs altijts bewoende ende doen maecken hadden, ende dat den gedaechde de griendinghen daervoeren geleghen mit noch eenighe stoeven staende opten ondervoet van denzelven dijck in de grondt affgehouden, wechgevourt, t'zijnen wille gebruyct ende vercoft heeft, genietende daeraff die proffijten, welcke griendinghen ende dijck hij zedert die tijt heeft laten drijven, hoewel hij nochtans gehouden was dat jaer denzelven dijck uuyte keure te houden.
Ende dat zij sulcxs t voers. jaer den voers. dijck zelffs hebben moeten besteden ende betalen t'haren grooten coste gemerct zij alle 't rijs ende staken tot maeckinge deszelffs dijcxs ten diensten hebben moeten coopen duerdyen de voers. griendinghen gebloot was. Concluderende daeromme dat den gedaechde gecondempneert sal werden op te leggen ende te betalen de schade ende intereste bij hem gedaen aen de griendinghen ende stoeve voers. ende dat tot segghen van goede luyden hem dies verstaende ofte te restitueren 't gundt zij eysschers sullen doen blijcken 't zelve jaer van den voers. dijck betaelt te hebben.
Waerop die gedaechde zeyde dat hij de griendinghen heeft doen houden voer sinte Pieter aleer die keure geordonneert was ende dat hij den dijck vijff jaren lanck uuyt alle keuren gehouden heeft zonder alsdoen eenighe proffijten genooten te hebben van de zelve griendinghen. Concludeert daeromme ongehouden te zijne eenige betalinghe te doen van de schade ofte intereste bij hem in de zelve griendinghen gedaen ofte oeck mede eenighe restitucie te doen van de costen bij de eysschers dat voers. jaer den denzelven dijck gedaen ende mitsdien geabsolveert te sijn van den eyssche op hem gedaen.
Mijn heeren gehoirt hebbende die allegatie van parthijen mitsgaders gevisiteert hebbende de verificatien bij dezelve parthijen overgelevert, hebben verclaert ende verclaren bij deese bij huerlieden vonnisse, dat den gedaechde betalen sal de eysschers alhier die zeven stoeven bij hem affgehouden ofte doen houden van den ondervoet van den dijck. Ende zoe wes stoeven eysschers bewijzen connen dat den gedaechde meer affgehouden ofte doen houden heeft nae sinte Pieter in de voers. griendinghen condempneren denzelven van gelijcken te betalen. Ende dit al tot taxatie ende moderatie van goede luyden hem dies verstaende. Aldus gepronunchieert in de Wijncooperscappel binnen Dordrecht den vierden december 1568 mij present.

A1 fol. 11-20.

Kenmerken

Datering:
1333 - 1954
Auteur:
J.H. Streefland (1970)
Titel inventaris:
Hoogheemraadschap van de Zwijndrechtse Waard
 
 
 

Deze website maakt gebruik van cookies en daarmee vergelijkbare technieken om een optimale gebruikerservaring te bieden. Je kunt je voorkeuren aanpassen.

Deze cookies zorgen ervoor dat de website naar behoren werkt. Deze cookies kunnen niet uitgezet worden.
Deze cookies zorgen ervoor dat we het gebruik van de website kunnen meten en verbeteringen door kunnen voeren.
Deze cookies kunnen geplaatst worden door derde partijen, zoals YouTube of Vimeo.
Deze cookie stellen onze advertentiepartners in staat om doelgerichter informatie te kunnen aanbieden.

Door categorieën uit te zetten, kan het voorkomen dat gerelateerde functionaliteiten binnen de website niet langer correct werken. Het is altijd mogelijk om op een later moment de voorkeuren aan te passen.