728 Hoogheemraadschap van de Zwijndrechtse Waard
728
Hoogheemraadschap van de Zwijndrechtse Waard
Aanwijzingen voor de gebruiker
laatste wijziging 05-02-2024
1.267 beschreven archiefstukken
12 gedigitaliseerd
totaal 48 bestanden
Inleiding
laatste wijziging 05-02-2024
1.267 beschreven archiefstukken
12 gedigitaliseerd
totaal 48 bestanden
Inventaris
5. Bijlage. Het Dijkcollege van de Zwijndrechtsche Waard in 1568
5.1. Inleiding
'Reeds in 1910 heeft Fruin erop gewezen, "dat hij, die gewapend met al de uitgaven der oud-vaderlandsche rechtsbronnen, zich neerzet om nu in zijn studeervertrek het oude recht in zijn ontwikkeling te beschrijven, bedrogen zal uitkomen, zoo hij niet telkens inlichtingen inwint uit de archieven, die de acta bevatten der colleges en der personen, die met de uitoefening en de handhaving van het recht belast zijn geweest". * Hier zou aan kunnen worden toegevoegd, dat men niet alleen bedrogen kan uitkomen: er bestaat ook. een gerede kans dat men helemaal nergens uitkomt, namelijk dat men er zich zonder de acta geen enkele voorstelling van kan vormen hoe het nu eigenlijk in werkelijkheid toeging. Een verhandeling over een onderwerp van oud-vaderlands recht kan dan bestaan uit de vervanging van oude formules, waaruit de auteur geen beeld heeft kunnen vormen, door moderne zinnen, die bij de lezer geen voorstelling oproepen. Dit geldt mede voor het oude dijk- en waterschapsrecht.
De vrij volledige publicatie van de handvesten en oorkonden betreffende de rechtsgeschiedenis van de Zwijndrechtsche Waard door Nibbelink * bijvoorbeeld is geheel en al ontoereikend om ons een voorstelling te geven van de werking van zo'n laatmiddeleeuws dijkcollege, waarvan de taak bestond uit een voor onze tijd onvoorstelbare combinatie van rechtspraak en beheer. Om die voorstelling wel te kunnen krijgen moet men - zoals Fruin terecht opmerkt - de acta van zo'n college raadplegen. Het eerste jaar, waarover die acta van het college van dijkgraaf en hoge heemraden van de Zwijndrechtsche Waard volledig aanwezig zijn, is 1568. Zij geven ons een volledig inzicht in wat het college deed en hoe het dat deed in de landsheerlijke tijd, dus voordat de ontwikkelingen, waaraan onze hogere waterschapsbesturen tijdens de Republiek onderhevig waren * , hun invloed hadden doen gelden. De acta van het dijkcollege van de Zwijndrechtsche Waard over 1568 zijn hierachter afgedrukt, voorafgegaan door een tekst van het door Nibbelink * in onverstaanbare vorm gepubliceerde dingtaal van de schouw, de acte van aanstelling van de in 1568 fungerende dijkgraaf * en een resolutie, waaruit men kan opmaken, dat de Zwijndrechtse roede * tot 1570 is toegepast.
5.1.9. Dijkgraaf en hoogheemraden keuren werken, die op de middelschouw zullen worden beschouwd. Met aantekening in de marge omtrent de schouw van die werken
728 Hoogheemraadschap van de Zwijndrechtse Waard
Inventaris
5. Bijlage. Het Dijkcollege van de Zwijndrechtsche Waard in 1568
5.1. Inleiding
5.1.9.
Dijkgraaf en hoogheemraden keuren werken, die op de middelschouw zullen worden beschouwd. Met aantekening in de marge omtrent de schouw van die werken
Datering:
1568 juli 8
laatste wijziging 27-09-2016
Upten 8en julii 1568 is bij dijckgraeff ende heemraeden namelijck mr. Willem Scoeck, de generael, Adriaen Dircxsz. de Coninck, Jacop Aertsz. Hencxtman ende Adriaen Woutersz. Vinck met clerck ende roedrager geschout de eerste schou.
Ten selven daghe bij dijckgraeff ende hooge heemraden gecuert deese naevolgende perthijen, te beschouwen opte middelschou weesende den 5ten augusti anno voers. (In de marge:) Deese schoudach uuytgestelt ende verlenct totten 9ten augustu anno voers. 't welck sal zijn maendach toecomende. Ende noch uuytgestelt totten 11ten derselver maendt.
Ten selven daghe bij dijckgraeff ende hooge heemraden gecuert deese naevolgende perthijen, te beschouwen opte middelschou weesende den 5ten augusti anno voers. (In de marge:) Deese schoudach uuytgestelt ende verlenct totten 9ten augustu anno voers. 't welck sal zijn maendach toecomende. Ende noch uuytgestelt totten 11ten derselver maendt.
1. In den eersten legghen dijckgraeff ende hooge heemraeden in keuren dat Adriaen Florisz. zijnen thuyn ofte heyninghe in sal trecken een halve roede zoe verre die stoup daeraen geleghen streckende is opdat men d'zelve stoup bequamelijck op ende off zoude moeghen rijden. Ende dit te beschouwen opte middelschou op een boete van drie pondt. (in de marge:) Voldaen opte middelschou ende gepresen.
2. Van Pieter Woutersz. paeldijck aff tot tegens den halven huyse toe daer Joest Adriaensz. in woenachtich is den dijck te verhoogen deurgaens een voet; te beschouwen alsvooren op een boete van drie pondt.
3. Voer Adriaen Vrancken huys toe, aldaer den dijck ter lencte van een roede eene voet verhoecht is, aen wedereynden van 't zelve hoichsel noch een halve roede te hooghen alsvooren, te weeten eene voet; te beschouwen alsvooren op een boete van drie pondt. (in de marge:) Opte schou bevonden niet voldoen te sijn.
4. Van Thonis Jacobsz. huys aff op Heer Jansdam tot aen 't nyeuwe hoichsel toe den dijck te maecken eenen nyeuwen offleg van twee roeden loeps onder de linde opcomende. Ende 't aerdewerck sulcxs volmaect zijnde daernaer t'oversetten met een goede sode van zes duymen dick wel dijckelijck in 't verbandt gesloten als dat behoirt te beschouwen alsvooren op een boete van drie pondt. (In de marge:) Opte schou van deesen bevonden niet voldaen te sijn.
5. Voirts soe hebben dijckgraeff ende hoogen heemraedt in keuren geleyt alsdat Jacop Pietersz. zijnen thuyn, die hij nu cortelinghe geset heeft opten Zwindrechsen grondt an den drooghen dijck, van stonden aen op sal doen breecken ofte bij gebreke van dyen sullen dijckgraeff en de heemraeden voers. 't zelve laten doen tot zijne coste; te beschouwen alsvooren op een boete van thien pondt.
A1 fol. 6.
2. Van Pieter Woutersz. paeldijck aff tot tegens den halven huyse toe daer Joest Adriaensz. in woenachtich is den dijck te verhoogen deurgaens een voet; te beschouwen alsvooren op een boete van drie pondt.
3. Voer Adriaen Vrancken huys toe, aldaer den dijck ter lencte van een roede eene voet verhoecht is, aen wedereynden van 't zelve hoichsel noch een halve roede te hooghen alsvooren, te weeten eene voet; te beschouwen alsvooren op een boete van drie pondt. (in de marge:) Opte schou bevonden niet voldoen te sijn.
4. Van Thonis Jacobsz. huys aff op Heer Jansdam tot aen 't nyeuwe hoichsel toe den dijck te maecken eenen nyeuwen offleg van twee roeden loeps onder de linde opcomende. Ende 't aerdewerck sulcxs volmaect zijnde daernaer t'oversetten met een goede sode van zes duymen dick wel dijckelijck in 't verbandt gesloten als dat behoirt te beschouwen alsvooren op een boete van drie pondt. (In de marge:) Opte schou van deesen bevonden niet voldaen te sijn.
5. Voirts soe hebben dijckgraeff ende hoogen heemraedt in keuren geleyt alsdat Jacop Pietersz. zijnen thuyn, die hij nu cortelinghe geset heeft opten Zwindrechsen grondt an den drooghen dijck, van stonden aen op sal doen breecken ofte bij gebreke van dyen sullen dijckgraeff en de heemraeden voers. 't zelve laten doen tot zijne coste; te beschouwen alsvooren op een boete van thien pondt.
A1 fol. 6.
laatste wijziging 05-02-2024
1.267 beschreven archiefstukken
12 gedigitaliseerd
totaal 48 bestanden
Kenmerken
Datering:
1333 - 1954
Auteur:
J.H. Streefland (1970)
Licentie:
Titel inventaris:
Hoogheemraadschap van de Zwijndrechtse Waard
Categorie:
laatste wijziging 05-02-2024
1.267 beschreven archiefstukken
12 gedigitaliseerd
totaal 48 bestanden