1. 17 juni 1889 Ik legateer, na het overlijden van mijn broeder P.M. Beelaerts, gepensioneerd ontvanger te Schipluiden, aan de Vereniging voor in- en uitwendige zending ten behoeve van het fonds van hare christelijke scholen, het huis en erve staande en gelegen op de Kuipershaven bij de Palingstraat en alles wat daarbij behoort. Onder bezwaar onze grafstenen te onderhouden, ook dat van de weleerwaarde heer M. Sjoers in leven predikant bij de Nederlands-Hervormde Gemeente te Dordrecht en 's wekelijks een uitkering te geven aan A. van Dokkum, thans mijne dienstmaagd zoo lang zij leeft voor 3 gulden of hooger als zulks kan. Het pand mag verhuurd worden of ook verkocht dan alleen onder bepaling, dat er ten eeuwigen dagen geen logement, herberg of publiek huis in mag gehouden worden.

2. 17 juni 1889 Uiterste wilsbeschikking van T.N.J. Beelaerts: Dominee A. Loeff ? 4000 bij overlijden aan zijne weduwe en kinderen gegeven uit hoogachting aan mijne overledene oudste zuster; M. de Vogel, dochter van de gewezen chirigijn A. de Vogel ? 6000.-, alle mogelijke bijouterieën, bijbel met gouden slot, al het tafel- en beddegoed voorhanden in het grote kabinet, de zilveren soeplepel bij overlijden aan haar zusters; dominee F.H. Herfkens en echtgenote E. 't Hooft zes stuks Russische effecten van 100 pond sterling en zes certificaten Nederlandse schuld van ? 1000, de bruin fluwelen stoel aan zijne moeder, het mahoniehouten kastje voor haar nichtje Betsy bij hun inwonende en het zilveren mandje voor bloemen voor Betsy zijn vrouwtje; jonkheer Beelaerts van Blokland, lid van de Tweede Kamer en echtgenote Beelaerts van Blokland, geboren Kneppelhout van Sterkenburg de 22 paren lepels en vorken met de wapentjes, alle familiealbums, en portretten, al het blauw porcelein en glaswerk en echt kant; aan het museum van Dordrecht het schilderij, geschilderd door Schouwman en Schotel in olieverf voorstellende de overtocht naar Papendrecht op 22 november 1813 door Mr. M. Beelaerts, oud-kolonel van de Nationale Garde, mijn geliefde vader; aan de Vereniging voor in- en uitwendige zending zie nummer XXVIII - 1; aan de dienstbode op het ogenblik van mijn overlijden tegenwoordig de som van ? 1000, bed, ledikant en toebehoren, kastje met gewoon linnengoed in gebruik, ook een kachel en spiegel als men het wenst, de overige zilveren lepel en vork, stoelen, tafel, al de lijfkleren te verdelen met de andere huisbedienden, ook de gordijnen; aan de tweede hulpbediende en werkvrouw ieder ? 200, een bed met alles wat er bij behoort en eikenhouten linnenkastje en mijn tuinman D. de Wit en G. van Dalen mogen ook wel wat kiezen uit mijn inboedel.