Uw zoekacties: Collectie van bescheiden met betrekking tot de familie Repel...

125 Collectie van bescheiden met betrekking tot de familie Repelaer en aanverwante geslachten

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Aanwijzingen voor de gebruiker
Openbaarheidsbeperkingen
Beperkingen aan het gebruik
Andere toegangen
Aanvraaginstructie
Citeerinstructie
Inleiding
Geschiedenis
Het archief en de inventarisatie
Noten
Inventaris
2. Heerlijkheid Puttershoek
2.1 Inleiding
2.1.1 Geschiedenis
125 Collectie van bescheiden met betrekking tot de familie Repelaer en aanverwante geslachten
Inventaris
2. Heerlijkheid Puttershoek
2.1 Inleiding
2.1.1
Geschiedenis
Puttershoek heette in oudere teksten Pietershoek. Aangenomen mag worden dat de naam van de heerlijkheid is ontleend aan één van de eerste ambachtsheren, Pieter van Slingelandt (circa 1460). De toevoeging 'hoek' kan verklaard worden uit de situering van Puttershoek in de voormalige Grote Waard. De dijk langs de Dubbel maakte daar een scherpe bocht richting Maasdam. In de periode voor 1421 toen de Grote Waard ten onderging, werd het plaatsje ook wel Houcke genoemd. De dijk als zodanig is blijven bestaan en ging dienst doen als oostelijke dijk bij de inpoldering van de gorzen, die oorspronkelijk westelijk van de Grote Waard lagen. In 1439 ontstonden op deze wijze vier polders: Mijnsheerenland van Moerkerken, het oude land van Puttershoek en Maasdam, Sint- Anthonijpolder en het Munnikenland van Westmaas. Financier van de inpoldering was de Vlaamse edelman Lodewijck van Praet, heer van Moerkerken. De kern van het huidige Puttershoek ligt dan ook in deze inpoldering, nu echter aan de andere zijde van de oorspronkelijke dijk en opnieuw maakt de dijk daar een scherpe bocht, zodat de naam Puttershoek nog steeds past bij de situatie.
Bij de inpoldering van 1439 kwam ook een gedeelte van de Maas binnen de polders te liggen, nu nog bekend als de Binnenbedijkte Maas. Dit water ging als boezemwater fungeren en als afwateringskanaal groef men de Vliet van Maasdam naar Puttershoek, die door een sluis te Puttershoek uitwaterde op de Dubbel, de huidige Oude Maas. De gorzen die voor de bovenvermelde polders langs de huidige Oude Maas lagen, werden bedijkt in 1578 en zo ontstond het West- en Oostzomerland. In het Oostzomerland had de heer van Puttershoek tiendrechten en ook mocht hij er een heemraad aanwijzen. Aan het eind van de 16e en het begin van de 17e eeuw ging men gedeelten van de voormalige Grote Waard opnieuw inpolderen en zo ontstond in 1592 de polder Nieuw Bonaventura en in 1617 het Puttershoekse Nieuwland. Van deze polders beslaat Puttershoek een betrekkelijk klein gebied ten westen en ten oosten van de Vliet.
De oudste vermeldingen van ambachtsheren van Puttershoek zijn uit de 14e eeuw. Het betrof voornamelijk personen uit het Dordtse stadspatriciaat. In 1447 verkocht Dirck Ottensz. van Slingelandt de helft van de heerlijkheid aan Abel Pietersz. Dit betekende niet dat er een verdeling van de heerlijkheid in twee afzonderlijke gebieden plaatsvond, maar dat de heren de rechten en derhalve ook de inkomsten deelden. In de 15e en 16e eeuw bleef deze situatie zo bestaan, waarbij de belangen van de ene helft soms nog fijner werden verdeeld. De dijkgraaf van Moerkerken werd namens de polder ambachtsheer van de ene helft. In 1630 kocht Pieter Boelen deze rechten. In 1639 wist hij ook de andere helft te verkrijgen, zodat Puttershoek één ambachtsheer kreeg. Na zijn dood erfden twee neven ieder de helft van de heerlijkheid. Via de ene neef, Johan Hallincq vererfde de halve heerlijkheid op de familie Onderwater en omdat Johan Onderwater al in 1683 de rechten van de erven van de andere neef van P. Boelen had gekocht, kwam in 1706 de heerlijkheid weer in handen van één familie. In 1837 overleed Boudewijn Onderwater en ging de heerlijkheid over op zijn weduwe en van haar op haar familielid Pieter Hendrik van de Wall, gehuwd met Maria Jacoba Repelaer. Omdat dit huwelijk kinderloos bleef, erfde Pieter Hendrik Repelaer de heerlijkheid van zijn tante. Hij mocht zich later Van de Wall Repelaer noemen. Momenteel bezit de familie Van de Wall Repelaer nog steeds de heerlijkheid.
Van de rechten resteert nog het veerrecht. Uiteraard waren deze rechten vroeger talrijker. In de 19e en 20e eeuw zijn deze rechten geleidelijk aan verminderd. In 1629 werd de halve heerlijkheid te koop aangeboden. Daarbij werd opgesomd welke rechten de heer had: 1. de gifte van de kerk. Het is waarschijnlijk, dat de kerk oorspronkelijk door de heer is gesticht en niet vanuit het bisdom, zodat de inkomsten de heer toekwamen, bijvoorbeeld de grafrechten. Anderzijds diende de heer ook voor de kerk te zorgen. In de vorige eeuw bleek dat nog uit de schenking van een orgel. Ook viel de heer het collatierecht toe, het recht om de predikant te benoemen. 2. het recht om functionarissen te benoemen, zoals schout, schoolmeester en koster. 3. het stellen van een heemraad in het Zomerland en in Nieuw Bonaventura. Op deze wijze kon de ambachtsheer dus rechtstreeks invloed uitoefenen op het polderbestuur in deze polders. 4. de tiendrechten. Oorspronkelijk het recht op een tiende van bijvoorbeeld het koren (de korentiende), later een bedrag in geld. 5. de cijnsen op wijn en bier. Een belasting op de verkoop van wijn en bier. 6. Jachtrechten, vogelarijen, visserijen en aalkant. De aalkant was het recht van palingvisserij en had betrekking op de Vliet in Puttershoek. Visserijrechten lagen ook buiten het gebied van Puttershoek. 7. het veerrecht. Het veer Grote Lindt - Puttershoek. 8. het windrecht. Windmolens mochten dus alleen door of vanwege de heer geëxploiteerd worden.

Kenmerken

Datering:
1543 - 1946
Auteur:
P.F.A. Vrolijk (1973)
Omvang:
23,75 meter
Titel inventaris:
Collectie van bescheiden met betrekking tot de familie Repelaer en aanverwante geslachten
 
 
 

Deze website maakt gebruik van cookies en daarmee vergelijkbare technieken om een optimale gebruikerservaring te bieden. Je kunt je voorkeuren aanpassen.

Deze cookies zorgen ervoor dat de website naar behoren werkt. Deze cookies kunnen niet uitgezet worden.
Deze cookies zorgen ervoor dat we het gebruik van de website kunnen meten en verbeteringen door kunnen voeren.
Deze cookies kunnen geplaatst worden door derde partijen, zoals YouTube of Vimeo.
Deze cookie stellen onze advertentiepartners in staat om doelgerichter informatie te kunnen aanbieden.

Door categorieën uit te zetten, kan het voorkomen dat gerelateerde functionaliteiten binnen de website niet langer correct werken. Het is altijd mogelijk om op een later moment de voorkeuren aan te passen.