Grootprivilege van Maria van Bourgondië

Wie een kijkje neemt in het archiefdepot van het Regionaal Archief Dordrecht treft duizenden bruine dozen. Grote, kleine, hoge en platte; ieder stuk huist in zijn eigen doos. Dat geldt niet voor het grootprivilege voor Holland en Zeeland dat is getekend door Maria, hertogin van Bourgondië. Vanwege zijn grootte is deze akte altijd bewaard in een eigen met ijzer beslagen zwarte eikenhouten kist.

Een gevoel van historische verwondering overvalt je, wanneer je de kist met de sleutel opent en de bijna twee meter lange akte van perkament voorzichtig uitrolt. Aan het uiteinde hangen het officiële grootzegel van de hertogin en de zegels van drie adellijke getuigen. Hoewel zonder titel, heeft de akte vanaf het begin bekend gestaan als het grootprivilege. Dat sloeg op het belang en de algemene strekking van de akte, zijn veelomvattendheid en misschien ook wel op de afmetingen.

Wie was Maria van Bourgondië? Ook wel Maria de Rijke genoemd, is ze de enige dochter van Karel de Stoute en Isabella van Bourbon. Op 20-jarige leeftijd neemt zij de erflanden van haar vader over, die onverwacht sterft tijdens een veldslag in Nancy. Zijn dood maakt haar op 5 januari 1477 hertogin van Bourgondië. Het voorgenomen huwelijk met Maximiliaan I is nog niet gesloten, dus staat ze alleen voor de zware taak om het erfgoed te verdedigen.

Geen gemakkelijke opgave zo blijkt, want onder haar onderdanen heerst groot ongenoegen. Vader Karel de Stoute heeft in 1473 besloten dat de Grote Raad, het hoogste rechtscollege, niet langer met hem meereist, maar permanent gevestigd wordt in Mechelen. Ook worden de drie rekenkamers van Den Haag, Brussel en Rijssel daar samengevoegd. Dat beleid ontmoet veel onwil. Slechts drie weken na haar aantreden dwingen de Staten-Generaal Maria een akte te tekenen, waarmee de beslissingen van haar vader worden teruggedraaid.

De Staten-Generaal hebben Maria dan in de tang; de hertogin mag zonder hun toestemming ook niet trouwen, geen belasting heffen of een oorlog beginnen. En daarmee is de kous nog niet af. Ook andere gewesten en steden eisen vervolgens inwilliging van hun wensen. Zo volgt op 14 maart 1477 dit grootprivilege voor Holland en Zeeland, waarin Maria belooft dat er in Holland en Zeeland geen zuiderburen in bestuurlijke functies benoemd worden. Ook wordt het Nederlands weer de bestuurstaal in plaats van het Frans en komt de rekenkamer terug naar Den Haag.

Met de verleende privileges komt Maria tegemoet aan het grootste deel van de klachten en wensen die bij haar onderdanen leven. Als tegenprestatie krijgt zij erkenning als vorstin en kan zij rekenen op financiële hulp. Achteraf blijkt de waarde van alle verleende gunsten beperkt. Vijf jaar na de ondertekening van deze akte die zoveel voeten in aarde had, verongelukt Maria door een val van haar paard. Al snel worden de gemaakte afspraken niet meer nagekomen en verklaart haar zoon Filips de Schone de verleende privileges nietig.

Caris Bakker en Femke Bruinsma

Sluit het Verborgen Museum