
Het tragische verhaal van Johan de Witt en zijn broer Cornelis is niet meer bij iedereen vanzelfsprekend bekend. Het Nederland van de 17de eeuw kende geen constitutionele monarchie zoals nu. De Oranje stadhouders waren nog de hoogste bazen, een functie van vader op zoon, op de voet gevolgd door raadspensionarissen, die gekozen werden.
Dordtenaar Johan de Witt was zo’n raadspensionaris. Hij werd onverwacht de machtigste persoon, toen de dood van stadhouder Willem II in 1650 het eerste Stadhouderloze tijdperk inluidde; zoon Willem III was nog maar een baby. Mede door zijn daadkrachtige optreden tijdens verschillende oorlogen steeg Johans populariteit tot grote hoogte. Tegelijk verhevigde de strijd tussen patriotten en Oranjegezinden.
Toen de volwassen geworden Willem III 22 jaar later in 1672 alsnog als stadhouder aantrad, ontvlamde een machtsstrijd tussen zijn aanhangers en de patriottistische De Witt-fans. Op 20 augustus 1672 stortte een agressieve menigte zich in Den Haag in een ware lynchpartij op Johan en Cornelis de Witt. Het barbaarse resultaat: de gebroeders De Witt vermoord en ondersteboven opgehangen aan een paal, ontdaan van hun geslachtsdelen.
Op 12 augustus, de datum van deze door Johan geschreven brief, lijkt er ogenschijnlijk nog niets aan de hand. Hij had een zware tijd achter de rug: in juni overleefde hij ternauwernood een aanslag, werd in juli beschuldigd van het smeden van een complot tegen de stadhouder, daarop gevangen gezet en op 4 augustus gedwongen af te treden. Slechts acht dagen voor zijn noodlottige einde verduidelijkt hij in deze brief, geadresseerd aan de Rotterdamse regent Adriaen Paets, nauwkeurig en emotieloos zijn aftreden en schetst de stand van zaken.
Johan lijkt de zakelijkheid zelve, wanneer hij Paets verzoekt brieven betreffende staatsaangelegenheden voortaan niet meer naar hem te sturen. Zijn gevoelens over de afgelopen gebeurtenissen vat hij kort en bondig samen in een spreuk van de Latijnse schrijver en politicus Tacitus. ‘Prospera omnes sibi vindicant; adversa uni imputantur’: bij voorspoed eisen allen de eer voor zich, bij tegenspoed wijt men het één. De waardige manier waarop hij zijn lot onderging in deze laatste brief, staat in schril contrast met de omstandigheden van zijn beestachtige dood.
Lisa Traarbach