Dordtse geslachten en hun wapens

De vroegste sporen van heraldiek, waarbij gestileerde voorstellingen verbonden werden aan personen, dateren uit het begin van de twaalfde eeuw. Het is de tijd dat ridders door hun zware en geavanceerde bepantsering, waaronder gezichtsbedekkende helmen, op het slagveld vrijwel geheel onherkenbaar werden. Het was in tactisch opzicht van levensbelang om vriend en vijand van elkaar te kunnen onderscheiden. Dit kon door bijvoorbeeld heraldische voorstellingen op schilden aan te brengen. Eerst waren het vooral vorsten en voorname edelen die over een uniek wapen beschikten, maar al snel verspreidde het gebruik van wapens over het complete ridderlijke milieu. De wapens raakten geleidelijk aan verbonden aan personen en werden erfelijk.

 

Vanaf de twaalfde eeuw zien we de heraldiek, als middel tot identificatie, ook steeds meer buiten de militaire sfeer een rol gaan spelen. Met de snel toenemende verschriftelijking van de middeleeuwse cultuur in de Nederlanden krijgt de heraldiek een belangrijke impuls. Familiewapens worden steeds meer ingezet voor de bekrachtiging (validatie) van oorkondes. Het familiewapen was het eigendomsmerk van een persoon of familie geworden, een soort van handtekening. Het werd een vast gebruik de verkoop van onroerend goed (zoals een perceel grond en een woning) of een testament te bekrachtigen, door op of aan de betreffende akte een wassen zegelafdruk met de heraldische voorstelling te bevestigen. Behalve edelen gingen vanaf de dertiende eeuw ook steeds meer burgers, ambachtslieden, geestelijken en rechtspersonen zoals steden, kloosters en corporaties een wapen voeren.

 

 

Memorietafel van de katholieke familie Van der Lindt.

Ook in Dordrecht zien we vanaf de dertiende eeuw een duidelijke toename in het gebruik van familiewapens. Met name zijn dat leden van patriciërsfamilies – de high society – die al lang de belangrijkste posities innamen in het stadsbestuur, waaronder de burgemeesters en schepenen.

Enkele leden van patriciërsgeslachten komen we tegen op een schilderij waar op dit moment uitgebreid onderzoek naar wordt verricht (particuliere collectie). Het betreft een memorietafel van de katholieke familie Van der Lindt. Het schilderij werd omstreeks 1570, vlak vóór de overgang van Dordrecht tot de reformatie, vervaardigd. De familie bidt hier voor een altaar waarop een monstrans staat waarin de geconsacreerde hostie wordt getoond. Mede gelet op de datering van het schilderij kan worden geconcludeerd dat met het tonen van de hostie uitdrukking wordt gegeven aan één van de grootste twistpunten tussen katholieken en protestanten.

 

Behalve een religieuze voorstelling is het schilderij ook een dynastiek (genealogisch) portret. Het schilderij moet, om de afstamming te kunnen volgen, van links naar rechts gelezen worden (van het verleden naar heden). De ‘ridder’ geheel links is Arent van der Lindt en de ‘ridder’ ernaast diens zoon Willem van der Lindt. Zij overleden respectievelijk in 1380 en 1406

Het schilderij kan ‘ontcijferd’ worden aan de hand van de opschriften en de vele wapens die boven de personen staan. Het belangrijkste wapen is dat van de familie zelf. De beschrijving (blazoenering) van het wapen luidt: in groen drie zilveren Sint-Andries kruisen (schuinkruisjes). Op de naaststaande afbeelding wordt dit wapen ook onderaan afgebeeld, naast dat van de familie Van Slingelandt.

 

Familiewapen van het geslacht Van de(r) Lindt geheel rechtsonder.

Andere (vrouws- en alliantie-) wapens op het schilderij zijn te koppelen aan families als Oem van Wijngaarden, Maes, Stoop en Van der Burch. Aan de hand van de wapens wordt in één oogopslag duidelijk dat de familie Van der Lindt – door huwelijkspolitiek – krachtige allianties met deze families had gesmeed. Diverse leden van deze aanverwante families bekleedden vooraanstaande posities in het Dordtse stadsbestuur. Een enkele (oud-Dordtse) familie, zoals Oem van Wijngaarden, wist het qua sociale status zelfs nog verder te schoppen.

Om de status van de familie verder op te krikken, worden de drie oudste generaties afgebeeld als ridder. Of zij ook daadwerkelijk ridder waren, is maar zeer de vraag. Een enkele geschiedschrijver – Balen – meent van wel, maar ieder bewijs voor een adellijke afstamming ontbreekt. Als het ook maar enigszins mogelijk is om je statuur als vooraanstaande familie te exposeren, worden ridders opgevoerd, liefst met wapperende banieren. Een band met bijvoorbeeld de houthandel daarentegen is al niet echt ‘deftig’ te noemen. Het zijn fantastische verhalen die maar klakkeloos overgenomen worden, ook tegenwoordig nog.

 

Portret van Willem Damaszoon van der Lindt.

Het belangrijkste familielid is – onmiskenbaar – Willem Damaszoon van der Lindt (1501-1588), beter bekend onder zijn (verlatijnste) naam Wilhelmus Lindanus. Hij was vanaf 1561 bisschop van Roermond, een hoge rang in de ambtelijke hiërarchie van de Rooms-katholieke kerk. Zijn familie moet buitengewoon trots geweest zijn op het feit dat hij een dergelijk hoge positie kon bemachtigen, reden waarom hij geheel naar de voorgrond toe wordt afgebeeld. Zijn vader Damas van der Lindt staat links van hem, eveneens achter een bidbank, maar voor de kijker iets meer naar de achtergrond.

 

Voor de bidtafel van deze bisschop zien wij de bisschoppelijke waardigheidstekens: de mijter en de kromstaf. Dat Willem op dat moment (circa 1570) al daadwerkelijk bisschop is, blijkt uit het feit dat boven het door hem gevoerde wapen (Van der Lindt X Ogiers) een prelatenhoed wordt weergegeven waaraan aan beide kanten zes kwasten zijn bevestigd, alle in de kleur groen. De rechter afbeelding geeft dit visueel gezien beter weer.

 

Een bisschopswapen. Voor bisschop Lindanus moet op het schild het wapen van Van der Lindt X Ogiers staan.

Gotisch venster in de Grote Kerk van Dordrecht met de oorspronkelijke heraldische glazen van de Sint-Odulphuskapel.

Overal waar families mogelijkheden zagen om hun verworven status te etaleren, komen we hun wapens tegen, zoals op gevels van woonhuizen en in familiekapellen in kerkgebouwen. Een uitbundig voorbeeld in dit kader is het aan de familie Van der Lindt verwante geslacht Van der Mijle. In de Grote Kerk van Dordrecht kunnen we hun familiekapel nog steeds bewonderen, de Sint-Odulphuskapel. Helaas zijn de oorspronkelijke heraldische vensters verloren gegaan. Wel is een tekening bewaard gebleven die exact weergeeft hoe de situatie was vanaf de restauratie van de glas-in-lood ramen in 1727-1728 (de tekening dateert eveneens uit deze tijd). Er is een aanwijzing dat vóór de restauratie tevens de wapens afgebeeld waren van vier leden uit het geslacht Van der Lindt over de periode 1380-1458.

De wapens in de vensters geven vooral aan hoe de familie Van Slingelandt de werkelijke opvolger in rechten in deze kapel is. De kransen rond de wapens zijn vooral decoratief. Ieder wapen bestaat uit dat van de man en de vrouw. In de onderste rij is een afwijking te vinden, vermoedelijk omdat het daar twee huwelijken betreft.

 

Houttransport door middel van een houtvlot, hier op de Rijn ter hoogte van de stad Bonn (RAD 551_15495).

Familie Van der Lindt genoot ook ruim vóór 1570 al hoog aanzien in verband met het door hen verworven handelskapitaal. Reeds in de vijftiende eeuw waren zij als vooraanstaande kooplieden actief in de houthandel. Hetzelfde geldt voor de hiervoor aangehaalde families Van der Mijle en Oem van Wijngaarden. Dat veel aanzienlijke Dordtse families in de houthandel actief waren is overigens niet opmerkelijk. Houthandel was namelijk voor de stad – en meer nog: de gehele Zuid-Hollandse economie – zeer lang een van de belangrijkste economische pijlers. Het hout werd vanuit Noord, Oost en Centraal Europa via houtvlotten aangevoerd, zoals op de naaststaande afbeelding – een gravure uit 1790 – te zien is.

De grootste vlotten – Kapitalflöβe genoemd – konden een omvang hebben van 400 bij 60 meter. Een enkel vlot bevatte vele duizenden stammen die soms tot meer dan twee meter hoog gestapeld werden. Met het transport over het water waren vele vlotters (arbeiders) gemoeid. Zij verbleven tijdens de tocht op het houtvlot. De behuizing bestond onder meer uit slaapverblijven en een keuken. Door de kolossale afmetingen en het aantal mensen ‘aan boord’ – soms wel 500 totaal – waren dit soort vlotten net drijvende dorpen.

Het aangevoerde hout was bestemd voor de scheepsbouw en de constructie van huizen en molens. Vanaf 1521 neemt de houtaanvoer explosief toe in verband met de behoefte aan heipalen. Huizen moesten vanaf dat moment verplicht van steen worden gebouwd in verband met het risico op stadsbranden. Om de veel zwaardere constructies te kunnen dragen, waren veel (houten) heipalen benodigd. Tot de industrialisatie zal houthandel een pijler voor de Dordtse economie blijven. De stad Dordrecht en de aldaar gevestigde houtkooplieden werden steenrijk van die handel.

 

Wapen van de familie Gips, eind zeventiende eeuw (getekend in 1909). Het wapen is mogelijk een alliantiewapen, is gekwartileerd en heeft de wassenaar – een wassende maan – als helmteken.

Houthandel is precies ook de reden waarom de familie Gips, een befaamd Dordts geslacht van scheepsbouwers, eind zeventiende eeuw vanuit Brielle naar Dordrecht komt. De Dordtse economie floreerde terwijl die van Brielle zieltogend geworden was. In de Dordtse scheepsbouw was meer dan voldoende werk te verrichten. Bij de scheepswerven werden, op verzoek van de Staten van Holland, zelfs echte oorlogsbodems – ‘schepen van geweld’ – gebouwd. Bovendien waren ook talrijke zeilschepen benodigd voor de handel op de oost en west, ofwel voor de Oost- en Westindische Compagnieën.

De familie Gips was bijna twee eeuwen in de scheepsbouw actief. In 1794 stichtte Pieter II Gips (1749-1828) een onderneming die aan het begin van de negentiende eeuw uitgroeide tot een van Dordrechts grootste scheepswerven: C. Gips & Zonen.

Een hoogtepunt in het bestaan van deze onderneming is de bouw van het Japanse oorlogsschip Kaiyo-Maru, het in Nederland op dat moment grootste vervaardigde oorlogsschip ooit. Eind 1866 vertrok het schip met een Nederlandse bemanning en Japanse officieren richting Japan. Daar werd het het vlaggenschip van de Japanse marine. Het schip, dat maar kort in de vaart was, is symbool voor de nog altijd bestaande intensieve band tussen Dordrecht en Japan.

 

De tewaterlating van het Japanse oorlogsschip Kaiyo-Maru bij de werf van C. Gips & Zonen op 2 november 1865.

Sluit het Verborgen Museum