Uw zoekacties: Ambachtsheerlijkheid Cromstrijen

955 Ambachtsheerlijkheid Cromstrijen

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Aanwijzingen voor de gebruiker
Openbaarheidsbeperkingen
Beperkingen aan het gebruik
Andere toegangen
Aanvraaginstructie
Citeerinstructie
Inleiding, 1492 - 1976
1.1. Geschiedenis
955 Ambachtsheerlijkheid Cromstrijen
1. Inleiding, 1492 - 1976
1.1.
Geschiedenis
De Ambachtsheerlijkheid Cromstrijen dankt haar ontstaan aan een beschikking van keizer Maximiliaan van Oostenrijk, waarbij deze als graaf van Holland en heer van Strijen op 16 juli 1492 zijn secretaris en audiëncier Mr. Gerard Numan op diens verzoek in “eeuwelijcke ende erffelijcke erffpacht” afstond de uiterwaarden, aanwassen en rietvelden ten zuiden van de Westmaas gelegen, tussen het Land van Essche in het oosten, het Land van Putten in het Westen en het Hollandsch Diep, toenmaals Wijvekeen genaamd, in het zuiden.
De graaf verleende hem en zijn erven of rechtverkrijgenden op deze gronden tevens: “de middel en lage heerlijkheid, geheeten Ambachtsheerlijkheid, met ambachtsrechten als malerij, visserij, vogelarij, jaarschot, veren, giften van kerken en kosterijen en andere benefitiën, om die te houden tot onsterfelijk erfleen”.
Verder mocht de ambachtsheer in de nieuw te bedijken landen een dijkgraaf, schout, schepenen, heemraden en andere officieren aanstellen met de bevoegdheid de dijken te schouwen, partijen te berechten, recht en justitie te doen naar plaatselijk gebruik. Ook mocht hij naar eigen goeddunken voornoemde functionarissen ontslaan en nieuwe in hun plaats aanstellen (zie inventarisnummer 1).
Toegerust met deze rechten en voorrechten kon Mr. Numan aan zijn taak beginnen; de verbetering en zo mogelijk de inpoldering van de gronden.
Zo eenvoudig lag de zaak echter niet. Niet alleen was Mr. Numan door zijn positie als secretaris van de keizer, welke meebracht dat hij veel op reis was en zijn woonplaats te Brussel had, niet in staat zich met de verbetering der gorzen te bemoeien, maar ook was hij niet kapitaalkrachtig genoeg om alleen het geld voor de bedijkingen te fourneren.
Vandaar dat hij naar een medewerker omzag, die dichter in de buurt woonde en bereid was geld in de onderneming te steken. Hij vond deze in de persoon van Mr. Thomas Beuckelaer, raad en rentmeester-generaal van Holland, Zeeland en West-Friesland, aan wie hij reeds op 18 december 1492 een vierde deel van zijn rechten overdroeg, echter zonder de Ambachtsheerlijkheid (inventarisnummer 1).
Aangezien ook Mr. Thomas Beuckelaer de financiële hulp van anderen bij de verbetering en inpoldering der gorzen best kon gebruiken, wist hij weer een derde voor de zaak te interesseren, namelijk Jacob van Barrij, secretaris van keizer Maximiliaan, die een kwart van Beuckelaers vierendeel en dus een zestiende van Numans oorspronkelijk geheel overnam (inv.nr. 2).
Van de drie aandeelhouders schijnt alleen Thomas Beuckelaer zich werkelijk met de exploitatie van de gorzen te hebben beziggehouden. Gedurende een zevental jaren (1493-1500) voerde hij het beheer over de gronden. Hij liet een zomerpoldertje aanleggen ter grootte van ongeveer 8 morgen, waarin goede gerst en ander zomerkoren groeide. Rekening en verantwoording heeft hij van dit beheer echter niet gedaan. Of hij er een administratie op na gehouden heeft, is niet zeker. Bewijzen ervan zijn in het archief niet aangetroffen. Ook uit de jaren 1500-1520 is er een leemte aan administratieve bescheiden. Het ontbreken daarvan maakt het waarschijnlijk dat de nakomelingen van Mr. Gerard Numan (overleden in 1500) zich aan de verbetering van hun bezittingen weinig of niets gelegen hebben laten liggen, ze misschien eerder als een last hebben beschouwd en het tenslotte beter hebben gevonden zich er van te ontdoen. Zo verkocht in 1520 Jan Numan, de oudste zoon van Mr. Gerard, een achtste deel met de Ambachtsheerlijkheid aan Mr. Jan van Barrij, zoon van de reeds genoemde Mr. Jacob van Barrij (inv.nr. 5).
Vier jaren later waren alle aandelen in andere handen overgegaan. Als in 1525 de bezitters van de Numansgorzen de keizer om een nieuwe afpaling van de gorzen vragen, zoeken wij daaronder de naam Numan tevergeefs (inv.nr. 8).
De Ambachtsheerlijkheid heeft met haar verandering van ambachtsheer allerminst een kwade ruil gedaan. Integendeel, kan men zeggen dat met het jaar 1520 een nieuw tijdperk aanvangt in de geschiedenis van de gorzen, die men eerder Barrij’s-gorzen dan Numans-gorzen kan noemen. Zijn belofte in 1525 gedaan, alles in het werk te zullen stellen om de gorzen tot vruchtbaarheid te brengen, heeft hij ten volle gestand gedaan.
De bewijzen ervan vindt men in de ons overgebleven bescheiden, waaronder vooral de rekeningen genoemd moeten worden. De eerste jaren beslaan slechts een paar bladzijden; vanaf 1524 worden zij zeer uitvoerig (inv.nr. 811 e.v.).
Behalve dat uit de rekeningen het bestaan van een ontvanger blijkt, leren we uit de rubriek Ontvangsten alle verpachte percelen van gorzen, rietbroeken, visserijen enz. kennen, met omschrijving der grenzen en vermelding van de namen van sloten, kreken en wateren die geacht werden tot de Numansgorzen te behoren. Deze omstandigheid maakt deze rekeningen dan ook uiterst belangrijk voor de kennis van de oude waterstaatkundige toestand.
Uit de rubriek Uitgaven verneemt men alles, wat ter verbetering van de gorzen werd gedaan en de gewichtige rol door Jan van Barrij daarin gespeeld. In zijn tijd werden alle maatregelen genomen die de vruchtbaarmaking van de gorzen en het proces van aanslibbing konden bevorderen.
1.2. Het archief
1.3. Nadere archiefzorg
1.4. De affaire van mr. Philips van Cromstrijen
1.5. Nieuwe inventarisatie
Inleiding, 1976 - 2006
2.1. Ontstaan en geschiedenis
2.2. Periode 1976-1987
2.3. Periode 1988-2005

Kenmerken

Datering:
1492 - 2012
Auteur:
G. Timmerman (2010) en T.J. de Bruijn (2022)
Omvang:
75,5 meter
Titel inventaris:
Ambachtsheerlijkheid Cromstrijen
 
 
 

Deze website maakt gebruik van cookies en daarmee vergelijkbare technieken om een optimale gebruikerservaring te bieden. Je kunt je voorkeuren aanpassen.

Deze cookies zorgen ervoor dat de website naar behoren werkt. Deze cookies kunnen niet uitgezet worden.
Deze cookies zorgen ervoor dat we het gebruik van de website kunnen meten en verbeteringen door kunnen voeren.
Deze cookies kunnen geplaatst worden door derde partijen, zoals YouTube of Vimeo.
Deze cookie stellen onze advertentiepartners in staat om doelgerichter informatie te kunnen aanbieden.

Door categorieën uit te zetten, kan het voorkomen dat gerelateerde functionaliteiten binnen de website niet langer correct werken. Het is altijd mogelijk om op een later moment de voorkeuren aan te passen.