In 1960 stelde de gemeenteraad een gemeentelijk studievoorschotfonds in om het begaafde kinderen van minder draagkrachtige inwoners mogelijk te maken verder onderwijs te volgen na hun lagereschooltijd. Zij stelde tegelijkertijd de Verordening tot instelling en regeling van het beheer van het gemeentelijk studievoorschotfonds vast.
In die verordening was ook de samenstelling en de taken van een in het leven te roepen adviescommissie geregeld. Deze commissie stond onder voorzitterschap van een lid van het college van B en W en bestond verder uit: de hoofden van de plaatselijke scholen voor lager onderwijs, een vakbondsvertegenwoordiger.
In 1974 werd de studievoorschotverordening uit 1960 vervangen door de Verordening op het verlenen van gemeentelijke bijdragen in de kosten van studie. Er werd niet langer uitgegaan van studievoorschotten die (in principe) moesten worden terugbetaald, maar van studiebijdragen die (opnieuw in principe) niet hoefden te worden terugbetaald. De uit 1961 daterende adviescommissie bleef qua samenstelling ongewijzigd, maar ging verder onder een andere naam en een aangepaste taakomschrijving.
In 1977 ging een ambtelijk medewerker als secretaris deel uitmaken van de adviescommissie.
In 1981 hield de Commissie van advies gemeentelijke studiebijdragen op te bestaan, doordat het College voor de verlening van bijstand het college van B en W ook op dit terrein ging adviseren. Niet voor lang overigens, want het College voor de verlening van bijstand komt in de in 1984 vastgestelde (nieuwe, vervangende) Verordening, regelende de toekenning van gemeentelijke studiebijdragen niet meer voor, terwijl ook geen ander adviesorgaan ervoor in de plaats treedt.