Met toestemming van het ministerie van sociale zaken werd in februari 1935 een centrale werkplaats opgericht, waarin door nuttige bezigheid de vakkennis van daar tewerkgestelde jeugdige werklozen op peil werd gehouden en zo mogelijk uitgebreid. Dit gebeurde op zodanige wijze dat de jeugdige werklozen gewend bleven aan een werkzaam leven en onttrokken werden aan het geestdodend nietsdoen. Een aangewezen landbouwschuur werd als onderkomen hiervoor ingericht.De werkplaats stond onder dagelijks leiding van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen algemeen leider, die werd geassisteerd door vakbekwame werkmeesters. De algemene leiding was in handen van het college van burgemeester en wethouders, dat werd geadviseerd door een commissie van advies, bestaande uit één vertegenwoordiger van de Christelijke Besturenbond, de Sliedrechtse Bestuurdersbond, de afdeling Sliedrecht van de Volksuniversiteit Rotterdam en het Instituut voor Arbeidersontwikkeling.
Naast de werkzaamheden in de werkplaats zelf werd meegewerkt aan zogenaamde buitenobjecten, zoals de bouw van een gymnastieklokaal, fietsenberging, urinoir, zitbanken en grafhekken.

De Centrale Werkplaats voor Jeugdige Werklozen is op gezag van de directie van de Rijksdienst voor de Werkverruiming met ingang van 15 december 1941 opgeheven in verband met de daling van het aantal deelnemers.
Het gebouw met een groot deel van de inventaris bleef intact en werd toegewezen aan de op 1 april 1941 geopende Ambachtsschool voor Sliedrecht en Omstreken.