De geschiedenis van de medezeggenschap in de gemeente Dordrecht gaat terug tot 1919. Op 1 december van dat jaar werd vastgesteld het Reglement voor de centrale commissie van overleg met de ambtenaren en beambten in dienst van de gemeente Dordrecht (archief 134 inv.nr. 84 pagina 1083). Bij besluiten van 2 november 1931 werden reglementen voor de ambtenaren- en de werkliedendienstcommissies vastgesteld. Op grond van deze reglementen werden bij enkele diensten Dienstcommissies ingesteld die zaken behandelden rakende bijzondere arbeids- en dienstvoorwaarden (medezeggenschap aan de voet). Artikel 112 van het Algemeen Ambtenarenreglement 1954 schiep de mogelijkheid medezeggenschapscommissies in te stellen bij gemeentelijke diensten waar minimaal 25 mensen werkten. Deze MZC’s mochten naast over sociale aangelegenheden ook over de bedrijfsvoering meepraten (medezeggenschap aan de top). Dordrecht stelde daarop een Verordening medezeggenschap op, die op 3 maart 1959 door de gemeenteraad werd bekrachtigd (archief 750 inv.nr. 1). De installatie van de Medezeggenschapscommissie bij de dienst Openbare Werken en Volkshuisvesting vond plaats op 9 maart 1961 door de wethouder van personeelszaken P.J. van Meurs, waarbij directeur ir. G. Bijleveld opmerkte ‘dat er bij openbare werken eigenlijk al lang zo’n commissie bestaat, zij het dan illegaal’. De eerste zaak waarover de MCZ zich boog was de invoering van de vijfdaagse werkweek.