In 1841 kwam via een notariële akte van scheiding een eind aan het gecombineerd armbestuur, dat werd uitgeoefend door het Diaconie Armbestuur (t.b.v. de armenzorg aan lidmaten van de hervormde gemeente van Zuid-Beijerland) en het Algemeen Armbestuur (t.b.v. de armenzorg aan niet-lidmaten van de hervormde gemeente). Het Algemeen Armbestuur, dat in latere stukken Burgerlijk Armbestuur wordt genoemd, bestond toen dus al.
Uit de bewaard gebleven notulen over de periode 1881/1895 blijkt dat het Burgerlijk Armbestuur toen bestond uit een voorzitter, een secretaris, een boekhouder en een bestuurslid zondermeer; totaal vier personen. Het reglement voor het Burgerlijk Armbestuur uit 1913 maakt melding van vijf personen w.o. een (eerst bestuurlijk, later ambtelijk) secretaris-penningmeester; allen door de gemeenteraad te benoemen en te ontslaan.

De naam van het (Algemeen) Burgerlijk Armbestuur is in 1949 gewijzigd in: Gemeentelijke Instelling voor Sociale Zorg. Dit blijkt uit de voor die instelling vastgestelde reglement. De samenstelling bleef, inclusief de voorzitter, uit vijf personen bestaan.
Op grond van de in 1965 in werking getreden Algemene Bijstandswet werd de Gemeentelijke Instelling voor Sociale Zorg als zodanig m.i.v. 1 januari 1966 opgeheven. Het college van B en W ging vanaf toen de bijstand verlenende taak zelf uitoefenen. En uiteraard de gemeenteraad informeren en adviseren over sociale aangelegenheden, waaronder de sociale bijstand.