Als gevolg van de Eerste Wereldoorlog ontstond in Nederland schaarste op velerlei terrein, waaronder een gebrek aan etenswaren. In 1916 werd daarom op grond van de Distributiewet 1916 een gemeentelijk levensmiddelenbedrijf ingesteld, met als uitvoerende instantie een distributiebureau dat tot taak had de distributie van levensmiddelen ter hand te nemen. De dagelijkse leiding was in handen van een directeur, die kon beschikken over de benodigde medewerkers. Allen werden door het college van burgemeester en wethouders aangesteld c.q. ontslagen.Als ondersteuning van het college van burgemeester en wethouders bij diens bestuurlijke taken rondom de exploitatie van een dergelijk levensmiddelenbedrijf werd een raadscommissie van bijstand voor het distributiebedrijf in het leven geroepen, bestaande uit drie gemeenteraadsleden, de directeur van het bedrijf en een ambtelijk secretaris.

In 1920 betroffen de bemoeiingen van de gemeente alleen nog de verstrekking van brood, suiker en margarine, waarbij slechts de distributie van brood nog werkzaamheden van enig omvang vergden. Dit was de reden het Levensmiddelenbureau in 1920 te liquideren en daarmee ook bovengenoemde raadscommissie op te heffen.