Uit een nota van de gemeentesecretaris uit 1853 blijkt dat in 1871 concessie werd verleend aan twee particuliere ondernemers in Dordrecht om een gasfabriek in Zwijndrecht te stichten. Door ontevredenheid over de dienstverlening kwam de gasfabriek met ingang van 1 september 1891 in gemeentelijke handen. De directie werd gevoerd door het college van burgemeester en wethouders dat werd bijgestaan door de commissie van bijstand voor de gasfabriek. Begonnen met één gashouder, was er in 1894 al een tweede gerealiseerd. Behalve de levering van gas aan de zakelijke en particuliere abonnees in de gemeente, hoorde ook de exploitatie van de straatverlichting (op gas) tot de taak van de leiding en de medewerkers van de gasfabriek.

In 1895 werd door de gemeenteraad het principebesluit genomen een drinkwaterleiding te gaan realiseren. Uit het jaarverslag over de Hoogdrukwaterleiding over 1898 en ook uit een gemeentelijk aanplakbiljet blijkt dat de levering van drinkwater op 1 januari 1898 is begonnen. Hoewel er boekhoudkundig gezien sprake was van twee instellingen werd de Gasfabriek en Hoogdrukwaterleiding in de taakuitoefening beschouwd als een gecombineerde tak van afzonderlijk beheer. De commissie van bijstand voor de gasfabriek werd omgevormd tot een gecombineerde commissie van bijstand aan het college.
Er werd in de gemeenten Zwijndrecht, Heerjansdam en Hendrik-Ido-Ambacht, door een particuliere concessionaris, een gemeenschappelijk waterleidingnet aangelegd, waardoor beide laatste gemeenten gebruik konden maken van de Zwijndrechtse drinkwatervoorziening.