Wanneer het koninklijk besluit tot vaststelling van een reglement voor de regering der stad Dordrecht in 1816 in werking is getreden, wordt Servaas Lotsij op grond daarvan tot gemeentesecretaris benoemd. Hij is al in 1811 in die functie benoemd en vervult die ook tijdens het zogenaamde Tussenbestuur van 1813 tot 1816.
Hij geeft in 1920 leiding aan een beperkt aantal gemeente-ambtenaren: zes klerken ter gemeentesecretarie en twee klerken specifiek voor de burgerlijke stand. Er mag worden verondersteld dat de heer Lotsij ook in 1811 al op enige ambtelijke ondersteuning in de vorm van een gemeentesecretarie kon rekenen.

De functie van gemeentesecretaris in Nederland evolueert in de loop van de 19e en 20e eeuw vanuit een vanouds sterk juridische rol tot eerste ambtelijke adviseur van college van burgemeester en wethouders (en tot 2002 van de gemeenteraad, waarna de raadsgriffier die rol van hem overneemt). De taken en bevoegdheden van de gemeenten als zodanig zijn in de loop van de tijd eveneens fors veranderd en uitgebreid.
De gemeentesecretarie van Dordrecht is als ambtelijk apparaat onder leiding en verantwoordelijkheid van de gemeentesecretaris met die veranderingen meeontwikkeld. Ook in omvang. Tot zij in 1989 – in het kader van een totale gemeentelijke reorganisatie - wordt opgeheven en in afgeslankte vorm is opgegaan in de Bestuursdienst (later Stadsbestuurscentrum).

Op 1 januari 1970, bij de samenvoeging van de gemeenten Dordrecht en Dubbeldam, is de eigen gemeentesecretarie van Dubbeldam opgeheven en is het secretariepersoneel toegevoegd aan de gemeentesecretarie van de ‘nieuwe’ gemeente Dordrecht.