Tot aan de totstandkoming van de eerste Gemeentewet in 1851 kenden de steden en dorpen een ambtelijke functionaris, stadsontvanger resp. ontvanger genaamd, die belast was met de invordering van alle inkomsten en ontvangsten en het betalen van uitgaven. Als gevolg van deze wet werd hij voortaan overal aangeduid als gemeenteontvanger. Van Papendrecht is uit het aan het Regionaal Archief Dordrecht overgedragen archief bekend dat in dit dorp al in 1812 een ontvanger werkzaam was.
De gemeenteontvanger stond hiërarchisch niet onder de gemeentesecretaris, maar werkte op eigen gezag en verantwoordelijkheid.
Of hij ooit de beschikking had over een of meer medewerkers is niet bekend. Uit zijn instructie van 1930 resp. 1950 zou je kunnen afleiden van niet, want bij zijn afwezigheid wegens vakantie of ziekte zou hij telkens worden vervangen door een door het gemeentebestuur aangewezen persoon.

Vanwege gewijzigde financiële wetgeving verviel in de loop van de jaren '70 jaren van de vorige eeuw in alle gemeenten de functie van gemeenteontvanger en werd deze opgevolgd door een of meer comptabele ambtenaren.