Uw zoekacties: Develpolder

729 Develpolder

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Aanwijzingen voor de gebruiker
Openbaarheidsbeperkingen
Beperkingen aan het gebruik
Andere toegangen
Aanvraaginstructie
Citeerinstructie
Inleiding
1. Oudste geschiedenis van de polders aan de Develzijde
2. Bestuursinrichting van de polders aan de Develzijde
3. Taak van dijkgraaf en hoogheemraden voor 1861
4. Benoeming van de dijkgraaf voor 1795
5. Heemraden, Hoogheemraden of Hoge dijksheemraden
6. Het college van ambachtsheren
7. Het dijkcollege van 1793-1955
729 Develpolder
Inleiding
7.
Het dijkcollege van 1793-1955
 *  Ten gevolge van de revolutie van 1795 verviel het recht van de ambachtsheren tot benoeming van een dijkgraaf en penningmeester. Ook veranderde de verkiezing van de hoogheemraden; 12 mei 1797 werden voor het eerst de dijkgraaf, 8 hoogheemraden en de penningmeester door vijf kiezers benoemd, die zelf door de ingelanden (stemmende bij morgentalen) gekozen waren; 7 juni 1797 werd de verkiezing van de dijkgraaf door het Provinciaal bestuur van Holland geapprobeerd en werd deze van een commissie voorzien. In 1798 had de helft van de hoogheemraden behoren af te treden, hetgeen niet geschiedde op grond van een proclamatie van 22 januari 1790 van de Constitutionele Vergadering, representerende het Bataafse volk, dat onder andere bepaalde het voorlopig aanblijven van dijkagiën en polders. Bij besluit van 10 april 1799 van het Uitvoerend Bewind van de Bataafse Republiek werd dit bestuur nogmaals gecontinueerd. Het zat nog op het kussen, toen een Koninklijk decreet van 15 januari 1808 de benoeming van dijkgraven, schouten en secretarissen voortaan aan de Koning bracht. Deze gebruikte zijn recht in dit geval evenwel niet. Het zittende college bleef aan. In de keizerlijke decreten van 18 oktober en 19 november 1810 werden wederom alle dijks- en polderbesturen voorlopig gecontinueerd.
Het Souverein Besluit van 26 maart 1814 herstelde de gedeeltelijke rechten van de ambachtsheren. Op de gewone jaarlijkse vergadering van de ambachtsheren kwam Abraham Pompe van Meerdervoort met een voorstel om van dat Souverein Besluit onmiddellijk een passend gebruik te maken. Hun competeerde (althans volgens de heer Pompe) van oudsher het recht tot aanstelling van dijkgraaf en hoogheemraden. Niettemin aarzelden de heren om daadwerkelijk in het dijkbestuur in te grijpen, hoewel een daartoe benoemde commissie, na inzage van de stukken, een gunstig advies over het voorstel van Pompe van Meerdervoort had uitgebracht. Eerst drie jaar later bij het openvallen van twee hoogheemraadsplaatsen, trokken ze de stoute schoenen aan. Een voordracht ter voorziening in de benoeming van de vacatures werd aan de Koning toegezonden. Het antwoord viel geweldig tegen, want, het Koninklijk Besluit van 26 december 1817 bepaalde, dat zolang eerstgenoemd besluit "niet in deszelfs verschillende betrekkingen executoir wezen" zou, de keuze van dijkgraaf en hoogheemraden door de Koning zou geschieden uit een voordracht door het polderbestuur (met het polderbestuur werd hier het college van dijkgraaf en hoogheemraden bedoeld). Zo is het ook geschied, het college hield de nominatie aan zich. De ingelanden werden niet geraadpleegd, evenmin als in 1820, toen het college zelf een nominatie ter voorziening in een vacature opmaakte. Eerst het Koninklijk Besluit van 29 maart 1822 gaf de ambachtsheren het recht tot voordracht; deze toestand is tot 1848 gebleven.
In 1836 ontwierp een commissie uit de ingelanden een reglement voor dijkgraaf en hoogheemraden en hoewel het college er zeer grote bezwaren tegen inbracht, verkreeg het reglement in mei 1838 de vereiste Koninklijke goedkeuring. Voortaan zouden er 5 stads- en 3 plattelandshoogheemraden zijn, alle ingeland en in het bezit van minstens 8 hectare land.

Artikel 4 van de additionele bepalingen van de grondwet van 1848 maakte een einde aan het heerlijke recht betreffende voordracht of aanstelling van personen tot openbare betrekkingen.

In 1861 werd in het reglement voor het hoogheemraadschap bepaald, dat het college van dijkgraaf en hoogheemraden door de Koning op grond van een voordracht, opgemaakt in een afzonderlijke vergadering van hoofdingelanden, zou worden benoemd. Voor de benoemingseis van dijkgraaf en hoogheemraden werd in voornoemd reglement vastgesteld, dat zij 25 jaar en in het volle genot van de burgerlijke en burgerschapsrechten moesten zijn en dat zij 5 hectare land in het hoogheemraadschap moesten bezitten. In 1906 werd de benoemingseis in die zin gewijzigd, dat ze de rechten moesten bezitten van eigendom, erfpacht of vruchtgebruik van een oppervlakte van één hectare, waarover omslag ten behoeve van het hoogheemraadschap werd geheven.

Ten aanzien van de taak van het college werd vastgesteld, dat het belast zou zijn met de uitvoering van de besluiten van de Verenigde Vergadering. Voorts zou het belast zijn met het toezicht op dijken, sluizen en de Twaalf Roeden (een strook land buiten de dijk), op ontgronding en aardhaling.
8. Het reglement voor het hoogheemraadschap
9. De Verenigde Vergadering
10. De omslag
11. De aardhaling
12. De stenen bovenmolen
13. Het gemaal en de wijziging van de waterlozing
14. Bijlage

Kenmerken

Datering:
1850 - 1954
Auteur:
P.F. Duinker (1965)
Titel inventaris:
Develpolder
 
 
 

Deze website maakt gebruik van cookies en daarmee vergelijkbare technieken om een optimale gebruikerservaring te bieden. Je kunt je voorkeuren aanpassen.

Deze cookies zorgen ervoor dat de website naar behoren werkt. Deze cookies kunnen niet uitgezet worden.
Deze cookies zorgen ervoor dat we het gebruik van de website kunnen meten en verbeteringen door kunnen voeren.
Deze cookies kunnen geplaatst worden door derde partijen, zoals YouTube of Vimeo.
Deze cookie stellen onze advertentiepartners in staat om doelgerichter informatie te kunnen aanbieden.

Door categorieën uit te zetten, kan het voorkomen dat gerelateerde functionaliteiten binnen de website niet langer correct werken. Het is altijd mogelijk om op een later moment de voorkeuren aan te passen.